Hoed je schapen, maar wil je wc’s poetsen?

Als Jezus Zijn leerlingen opdraagt om een ander niet ten val te brengen en om te vergeven, vragen ze om meer geloof. Jezus onderwijst dat het niet gaat om het krijgen van meer geloof, maar om een actief en levend geloof dat Hem volgt. De discipelen en wij moeten simpelweg onze plichten vervullen zonder extra beloning te verwachten. Deze gelijkenis benadrukt dat iedere leerling van God, met welke taak ook, gelijkwaardig is, en dat de Heilige Geest ons helpt om grote dingen te doen, zelfs met klein geloof.

Die vraag zag je vast niet aankomen. Ik denk dat de meeste mensen schapen hoeden interessanter vinden dan wc’s poetsen. Deze blog gaat over geen van beiden, en eigenlijk over allebei. Want schapenhoeden en schoonmaken, dat was allebei slavenwerk. Niets bijzonders en al helemaal niet hoogverheven. Dat eenvoudige slavenwerk, dat gebruikt Jezus als beeld wanneer de discipelen om meer geloof vragen.

Geef ons meer geloof
Tegen zijn leerlingen zei [Jezus]: ‘Het is onvermijdelijk dat er valstrikken zijn, maar wee degene die ervoor verantwoordelijk is! Het zou beter voor hem zijn als hij met een molensteen om zijn nek in zee werd geworpen dan dat hij ook maar een van deze geringe mensen ten val zou brengen. Let dus goed op jezelf!
Indien een van je broeders of zusters zondigt, spreek die dan ernstig toe; en als ze berouw hebben, vergeef hun. En als ze zevenmaal op een dag tegen je zondigen en zevenmaal naar je terugkeren en zeggen: “Ik heb berouw,” dan moet je hun vergeven.’
Toen zeiden de apostelen tegen de Heer: ‘Geef ons meer geloof!’ De Heer zei: ‘Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: “Trek je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee!” en hij zou jullie gehoorzamen.
Als iemand van jullie een knecht heeft die ploegt of de kudden weidt, dan zal hij, wanneer die thuiskomt van het land, toch niet tegen hem zeggen: “Kom aanliggen en eet mee”? Zal hij niet veel eerder tegen hem zeggen: “Maak iets te eten voor me klaar, doe je gordel om en bedien me terwijl ik eet en drink, en daarna kun je zelf eten en drinken”? Hij bedankt de knecht toch niet omdat die gedaan heeft wat hem is opgedragen? Hetzelfde geldt voor jullie; wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn maar eenvoudige knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.”’
(Lucas 17: 1-10)

De leerlingen van Jezus hebben heel goed door dat Hij zaken vraagt die ze moeilijk vinden. Ze mogen geen valstrik voor een ander zijn. Hoe ze handelen, mag de ander geen aanstoot geven. Als hun daden een ander tot zonde verleiden, dan zijn ze verantwoordelijk. Maar als een ander het hen moeilijk maakt, en daarna om vergeving vraagt, dan moeten ze vergeven. Iedere keer opnieuw! Hoe moeten ze dat doen? De discipelen horen wat Jezus vraagt, ze kijken naar zichzelf, en ze denken: ‘dit kunnen we nooit’. Ze vragen aan Jezus: ‘geef ons meer geloof.’ In elk geval weten de discipelen waar ze moeten zijn voor hun geloof: bij Jezus. Als Hij meer geloof geeft, dan zullen ze het te kunnen!

In Zijn antwoord maakt Jezus duidelijk dat de discipelen het verkeerd zien. Het gaat er niet om dat ze nog meer geloof krijgen, maar dat ze een levend en krachtig geloof in Hem en Zijn beloften hebben. Dat laatste is echt voldoende. Wat Jezus vraagt is niet zo spectaculair. Al zouden ze maar een geloof hebben zo ‘groot’ als een mosterdzaad, dan zou niets voor hen te moeilijk zijn. Op hun bevel zal een moerbeiboom naar de zee wandelen en zich daar planten. Zo’n moerbeiboom was totaal het tegendeel van een mosterdzaadje. Hij was heel hoog en groot en beschikte over bijzonder sterke en taaie wortels; deze was niet van z’n plaats te krijgen. Toch zou een dergelijke boom bij wijze van spreken hun bevel gehoorzamen.

Mosterdplant
Photo by Aamir Ahmad on Unsplash
Mosterdplantje
Moerbeiboom
Photo by Christopher Eden on Unsplash
Moerbeiboom

Meer gehoorzaamheid in plaats van meer geloof
Daarna vertelt Jezus dat verhaal over de knecht. Wat heeft dat te maken met de vraag om meer geloof? Waarom vertelt Jezus dit?
Jezus gaat uit van de situatie van een kleine boer, die één knecht in dienst heeft. De knecht moet de akker van zijn heer te bewerken (‘ploegen’), voor het vee zorgen en eten koken. Het idee dat de boer tegen de knecht zou zeggen: ‘kom aanliggen en eet mee’ is voor de leerlingen ondenkbaar. Zo werkte het niet. Na een dag hard werken moest knecht koken en de boer bedienen. Pas daarna mocht hij zelf eten. Het is ‘onzinnig’ dat de heer zijn slaaf dankbaar moet zijn voor het maken van het eten en het bedienen.
Als Jezus zegt: ‘hij bedankt de knecht toch niet omdat die gedaan heeft wat hem is opgedragen’, dan gaat dat niet over dankjewel zeggen. Als de boer de knecht dankbaar is, dan heeft de knecht iets bijzonders gedaan. Iets waar de boer niet op hoeft te rekenen. Misschien moet de boer zelfs iets terugdoen, omdat de knecht zich zo heeft ingespannen. Daar is hier geen sprake van. De knecht moet zeggen: ‘ik ben maar een eenvoudige knecht, ik heb enkel mijn plicht gedaan.’ Eenvoudig wil zeggen dat het heel gewoon is wat de knecht deed. Iedereen zou het kunnen doen. Ploegen, voor het vee zorgen en eten koken is erg zinvol, maar niets bijzonders.

Met deze gelijkenis zegt Jezus: zo zit het ook met wat Ik tegen jullie zeg. Je krijgt van mij de opdracht om een ander niet in verleiding te brengen en om te vergeven. Ik ben je Heer, ik draag je op om Mij te gehoorzamen. Net zoals de knecht gewoon moet doen wat de boer hem opdraagt, zo moeten de discipelen doen wat Jezus zegt. En net zoals de boer de knecht niet extra beloont voor zijn gewone werk, zo moeten de discipelen er niet op rekenen dat Jezus hen hiervoor iets extra’s geeft. Ze moeten dat ook niet willen. Als ze doen wat Jezus zegt, hebben ze immers slechts gedaan wat ze moesten doen.

Nuttige knechten, geleid door de Geest
Het lijkt misschien alsof Jezus Zijn leerlingen afscheept. ‘Doe nu maar wat Ik zeg, en verder niet zeuren!’ Maar dan mis je het punt van deze gelijkenis.
Als eerste- mogelijk is je dat niet opgevallen – zit er een bijzonder verschil tussen vers 1 en vers 5. In vers 1 spreekt Jezus zijn leerlingen aan. In vers 5 zijn het de apostelen die een vraag stellen. Alleen: op dat moment zijn de leerlingen nog helemaal geen apostelen! Een apostel is een gezondene, iemand die namens een ander gestuurd wordt. Wanneer werden de leerlingen apostelen? Met Pinksteren. Toen Lucas zijn evangelie schreef, keek hij met andere ogen naar dit verhaal. De Geest, de Helper en Leidsman van ons geloof, was gekomen. Het geloof wordt gevoed en versterkt door God de Heilige Geest! Dan is een klein geloof genoeg om grote wonderen te doen. Handelingen staat vol verhalen van knechten die ‘gewoon hun werk doen’ op een wonderlijke manier. Ook vandaag kan de Heilige Geest iets groots doen in gewone knechten met een klein geloof.

De overgang tussen vers 6 en 7 lijkt heel abrupt. In vers 6 gaat het over een geloof dat wonderen doet, in vers 7 volgt een gelijkenis over een knecht die zijn werk doet. Waarom? Als het nodig is voor het Koninkrijk, dan kan een ‘klein’ geloof een groot wonder geven. Maar de ‘wonderdoener’ mag zich niet op de borst slaan. Hij is een eenvoudige knecht die in geloof gedaan heeft wat hij moest doen. Het is zo gemakkelijk om te focussen op eigen verdienste. Kijk eens naar mijn goede daden, mijn grootmoedigheid om anderen te vergeven, mijn zorg voor de kwetsbaren. En als we onszelf wel heel eenvoudig vinden, dan zetten we een ander op een voetstuk. Kijk eens, wat is hij een groot aanbiddingsleider en zij een geweldige spreekster.
Jezus maakt daar in deze gelijkenis korte metten mee. Je bent een eenvoudige knecht. Je krijgt een opdracht, en díe moet je doen. De opdracht kan zijn om goede daden te verrichten en de ander te vergeven. Of de aanbidding te leiden of om te spreken. Daar is niets bijzonders aan. Je bent nog steeds een eenvoudige knecht die doet wat zijn plicht is.
Daarmee zijn we in de kerk, de gemeente, allemaal gelijkwaardig (niet hetzelfde). Gaven, talenten, geloof en wonderen: God geeft ze, wij zijn allemaal even belangrijk, even klein (of groot). Dat betekent dat we allemaal een plaats hebben in de gemeente, in de dienst en in de wereld. Iedereen heeft de opdracht om te groeien, te bloeien en vrucht te dragen, we zijn allemaal kinderen van God.

Als laatste: de een heeft meer taken, meer gaven en verantwoordelijk gekregen dan de ander. Dat doet hij niet uit zichzelf, maar omdat de Heer Zijn opdrachten geeft. God verwacht dat de knecht die opdracht uitvoert. Aan de ene kant kan dat je dat klein houden. Aan de andere kant kan het ook enorme rust en veiligheid geven. Een appelboom kan nog zo z’n best doen om peren of pruimen te geven: het zal niet lukken. Maar dat hoeft ook niet. Sommige opdrachten tellen voor iedereen: breng de ander niet ten val, spreek elkaar aan op zonden, vergeef wie berouw heeft. Andere opdrachten zijn persoonlijk. De knecht die de schapen moet hoeden, krijgt niet op hetzelfde moment de opdracht om de wc te poetsen of de schatkist te beheren. En die knechten hoeven ook niet jaloers op elkaar te zijn. Er is geen reden om te denken: ‘ik poets de wc’s, kon ik maar schapen hoeden’. De Heer weet waar de talenten van zijn knechten liggen, en Hij geeft een opdracht die daarbij past.

Twijfel je of je wel op de goede plek zit? Ben je schapen aan het hoeden, terwijl je denkt dat het jouw opdracht is om de wc’s te poetsen? Blijf doen wat je nu doet, en zoek ondertussen naar antwoord. Misschien is het tijd voor iets nieuws. Misschien heeft de Heer een andere klus. Onze Heer spreekt. Toets het antwoord wat je krijgt aan Zijn Woord, praat er over met medegelovigen en luister naar de Heilige Geest. Wat je ook doet, de Heer heeft werk dat bij je past.

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Onbekend's avatar

Auteur: Bert Peppelman

Man, christen, echtgenoot, (schoon)vader, arbeidsongeschikt, autisme, actief in de kerk, dol op lezen, Bijbelstudie en preken, vakantieganger, verzot op Numenera: al die petjes passen, en nog veel meer.

Plaats een reactie