In het vorige stuk keken we hoe Mozes midden in de crisis God wilde zien. God gaf hem wat hij vroeg. Nu kun je denken: God ging met Mozes om als een vriend. Daarom luisterde God en deed Hij wat Mozes vroeg. Maar wat als je weet dat je niet zo heel dicht bij God leeft? Wat als je dan God wilt zien?
De man die alles zelf regelt
Jakob verwacht een crisis. Zijn broer Esau komt met een klein leger zijn kant op. Jakob weet: ik heb Esau in het verleden bedrogen. Hij heeft Esau de zegen voor de oudste zoon (het eerstgeboorterecht) afgetroggeld voor een kommetje linzen. Later heeft hij zich verkleed als Esau om deze zegen te stelen. Nu komt Esau vast wraak nemen. Voor de eerste keer in zijn leven weet Jakob niet wat hij moet doen.
Jakob is een meester in het zelf oplossen van problemen. Ook wanneer God hem heeft verteld dat Jakob er niet alleen voor staat, dat God bij hem is, dan nog zorgt Jakob er wel voor dat dingen gaan zoals hij wil. Niet alleen met de zegen van zijn vader. Wanneer zijn oom Laban -ook een grote bedrieger- Jakob wil benadelen, dan neemt Jakob zijn maatregelen. Niet door naar God te gaan, maar door te knoeien met stokjes. Laban belooft aan Jakob alle gespikkelde en gevlekte dieren die geboren worden. Daarna zorgt hij ervoor dat Jakobs kudde geen enkel gespikkeld of gevlekt dier heeft, zodat er weinig kans is op jongen met spikkels. Wat doet Jakob?
Jakob brak jonge takken van populieren, amandelbomen en platanen en schilde ze zo dat het wit van de takken in strepen bloot kwam. Die afgeschilde takken legde hij in de drinkbakken. Wanneer de geiten kwamen drinken, werden de wijfjes, die tegenover de bokken stonden, namelijk bronstig. Als ze bij de takken gepaard hadden, wierpen ze gestreepte, gespikkelde en gevlekte jongen. De schapen zette Jakob apart en hij zorgde ervoor dat hun koppen bij het paren gericht waren naar de dieren van Laban die gestreept of zwart waren. Zo vormde hij zijn eigen kudden, die hij gescheiden hield van Labans vee. Steeds als de sterke geiten bronstig werden, legde Jakob de takken vlak voor hun ogen in de drinkbak, zodat ze bij de takken zouden paren. Maar was het zwak vee, dan gebruikte hij de takken niet. Zo kreeg Laban de zwakke dieren en Jakob de sterke. (Genesis 30: 37-42)
Wat Jakob doet is op z’n best bijgelovig en op z’n slechtst een vorm van toverij. Het heeft in elk geval niets te maken met een vertrouwen op God. Terwijl Jakob van God Zelf de volgende belofte gekregen had:
Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven. Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden. Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’ (Genesis 28:13-15)
Maar Jakob heeft die belofte van God ‘niet nodig’. Hij regelt zijn eigen zaakjes wel.
Met lege handen
Deze keer is het mislukt. Jakob had boden naar Esau gestuurd om bij daar te slijmen, maar het resultaat is niet wat hij verwachtte.
Toen de boden bij Jakob terugkwamen, meldden ze hem: ‘We zijn bij uw broer Esau geweest, en hij komt u tegemoet, met vierhonderd man.’
Jakob schrok hevig, het angstzweet brak hem uit. Daarom verdeelde hij zijn mensen over twee kampen, evenals zijn schapen en geiten en zijn runderen en kamelen. Als Esau op het ene kamp afkomt en daar alles doodt, dacht hij, kan het andere kamp tenminste nog ontkomen. En hij bad: ‘God van mijn voorvader Abraham, God van mijn vader Isaak, HEER, die tegen mij gezegd heeft: “Ga terug naar je land, naar je familie, Ik zal jou voorspoed geven” – ik ben alle weldaden en al de trouw die U aan mij, uw dienaar, bewezen hebt niet waard. Met alleen mijn stok ben ik indertijd de Jordaan hier overgestoken, en nu kan ik mijn mensen zelfs over twee kampen verdelen. Ik smeek U, red mij uit de handen van Esau, mijn broer, ik vrees dat hij ons zal aanvallen en mij en iedereen zal doden, ook de kinderen en hun moeders. U hebt immers zelf gezegd: “Ik zal jou grote voorspoed geven en zo veel nakomelingen als er zand is bij de zee – niet te tellen zullen ze zijn.”’ (Genesis 32:7-13).
Nog steeds doet Jakob waarin hij het beste is: hij verzint een oplossing. Hij splitst zijn bezittingen, zodat een deel aan Esau kan ontkomen. Een echte oplossing is het niet. Pas dan, als Jakob door al zijn mogelijkheden heen is, doet hij wat hij altijd had moeten doen: hij bidt. Niet dat hij de twee kampen weer samenvoegt. En hij stuurt cadeaus naar Esau, misschien dat hij zijn probleem toch nog zelf op kan lossen. Midden in de crisis blijft Jakob van twee walletjes eten. Een beetje van zichzelf en een beetje van God. Wie weet wat hem zal helpen. Misschien komt God wel in actie.
God als een soort ‘plan B’. Wat is Jakob herkenbaar menselijk. Je hoort hem denken: ik heb alles gedaan wat ik kan verzinnen. Laat ik nu ook nog God om hulp vragen. Baat het niet, dan schaadt het niet. Wie weet komt God in actie. Je kunt nooit weten.
God komt in actie (op een wonderlijke manier).
Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf zonen. Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak. Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht. Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’
De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’ Jakob vroeg: ‘Zeg me toch uw naam.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar. Jakob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en toch is mijn leven gered.’ Zodra hij bij Penuel was overgestoken, ging de zon over hem op. Jakob liep mank. (Genesis 32:23-32)
God komt en worstelt met Jacob. Wat Jakob ook verwacht had, dat niet. Het is wonderlijk: Jakob herinnert God aan Zijn beloften. Op basis van die beloften verwacht hij dat God zal doen wat Jakob wil. Maar in plaats daarvan komt God met hem vechten. Nog wonderlijker: God kan niet winnen van Jakob. Beter gezegd: God wil niet van Jakob winnen. Dit is het keerpunt in Jakobs leven. Hij moet kiezen. Wil hij met of zonder God verder gaan? Wil hij alles zelf oplossen of op God vertrouwen? Natuurlijk had God van Jakob kunnen winnen. Net zo eenvoudig als Hij de heup van Jakob kon ontwrichten had Hij hem in het stof kunnen gooien. Maar dan had Jakob nooit geleerd dat het om zíjn keuze gaat. Dan had hij gebogen uit angst. Dat is niet het doel van deze ontmoeting. Jakob moet kiezen: alleen doorgaan, of achter de Here aan.
Die keuze is er pas, nadat God zijn liefde, Zijn nabijheid, al Zijn goedheid heeft laten zien. Al Zijn goedheid laten zien? God vocht met Jakob!
Ja, hij worstelt met God. Midden in de crisis komt hij God tegen, en zichzelf. Reken maar dat het een worsteling voor Jakob is geweest. Hij moest zijn hele leven onder ogen zien: zijn keuzes, zijn ‘slimheid’, zijn leugens. Hij wordt geconfronteerd met alle ellende die hij heeft veroorzaakt. En al die tijd kan hij niets doen. God worstelt met hem, Jakob kan niet winnen. Hij had kunnen weglopen. Hij had kunnen zeggen: ‘God, ik red me wel.’ Dat doet hij niet. Hij maakt de worsteling af, totdat God hem zegent.
Mozes en Jakob, allebei zagen ze God. Mozes in alle rust, met God die hem vriendelijk, zegenend voorbij ging. Jakob met strijd en zorgen, worstelend en gehavend. De overeenkomst is: in de crisis zochten ze God. Ze lieten Hem niet gaan. Beiden gingen niet weg, totdat God hen had gezegend.
Misschien zit jij in een crisis die je zelf hebt veroorzaakt. Misschien worstel je met God: waarom moet het allemaal zo lopen? Weet dit: net als Jakob kun je een keuze maken. Of je lost het zelf wel op, waarbij je verliest. Of je worstelt met God, totdat Hij je zegent.
De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.