Jezus: de weg, de waarheid, het leven

De claim
Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij. (Johannes 14:6)
Dat is een forse claim die Jezus hier neerlegt. Kan dat zomaar? Heeft Jezus het recht om dit te zeggen? En wanneer Hij dat recht heeft, wat betekent deze uitspraak voor ons?

Waar haalt Jezus het recht vandaan?
De uitspraak die Jezus doet is exclusief. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Dat laat geen ruimte over voor andere wegen. Als Jezus deze woorden zegt, dan zijn er drie opties:
– Jezus denkt dat Hij de waarheid spreekt, maar Hij heeft ongelijk.
– Jezus weet dat Hij liegt, maar doet de uitspraak toch.
– Deze uitspraak is waar.
Als een van de eerste twee opties de juiste zijn, dan heeft Jezus geen enkel recht om zichzelf de weg, de waarheid en het leven te noemen.

Optie 1: Jezus was niet goed bij Zijn verstand
De uitspraak van Jezus staat niet op zichzelf. In het gedeelte van Johannes 13:30 tot Johannes 14:11 maakt Hij de ene na de andere claim. Redelijke geloofwaardige, zoals dat Petrus Hem binnenkort drie keer zal verloochenen. En heel grote, bijvoorbeeld dat Hij in het huis van de Vader een woning voor ons maakt en dan terugkomt om ons te halen.

Laten we eerlijk zijn. Als ik oprecht beweer dat ik dood ga en na drie dagen weer levend wordt, dan gelooft niemand dat. Als ik zeg dat ik naar de hemel ga om daar een woning voor mensen te maken, dan neemt niemand dat serieus. Ga ik door met dat soort uitspraken, dan zegt mijn echtgenote tegen me: ‘ik ken een psychiater die heel graag wil horen hoe de wereld volgens jou in elkaar zit. Zullen we daar gezellig heen gaan?’ Voor ik het weet ben ik opgenomen, of ik heb een hand vol medicijnen om mijn waandenkbeelden te bestrijden. Jezus deed dat soort uitspraken. Was Hij gek?

Als je de vier evangeliën leest, dan zie je dat Jezus heel veel was, maar Hij was zeker niet gek. Wat Hij zegt is zinvol en consequent. Vanaf het begin heeft Hij dezelfde boodschap: het koninkrijk van God is dichtbij gekomen. Bekeer je en wordt gered.
Wat Jezus doet is zinvol en consequent. Hij geneest zieken: blinden zien, lammen lopen, doven horen, doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. Hij geeft hongerigen te eten. Hij troost wie treurt. Zijn daden laten liefde zien.
Jezus liefde is consequent. Hij bevrijdt mensen van het juk van religie. Hij zoekt mensen ‘die niet meetellen’ op. Hij sterft voor onze zonden.

Als Jezus’ leven je er niet van overtuigt dat Jezus niet gek was, kijk dan naar de mensen om Hem heen. Uit de evangeliën blijkt: iedereen neemt Jezus serieus. Hij wordt bewonderd en uitgekotst. Hij is geliefd en gehaat. Mensen verzetten zich tegen Hem, ze lopen teleurgesteld bij Hem weg. Niet omdat Hij gek is, maar omdat Hij niet aan de verwachtingen voldoet. Jezus heeft ook een grote groep die Hem volgt, die Hem erkennen als rabbi. Geen gek die zo geëerd wordt.
Jezus’ tegenstanders, de farizeeërs en schriftgeleerden, laten hem kruisigen. Een gek hoef je niet te doden. Daar lach je om, die maak je belachelijk. Wat Jezus zei snijdt zoveel hout dat zijn tegenstanders maar één oplossing zien: kruisig Hem! Het lukte niemand om Jezus als gek opzij te schuiven.

Optie 2: Jezus was een bedrieger
Misschien had Jezus een verborgen agenda en maakt deze claim daar deel van uit. De evangeliën laten zien dat Jezus vaak een kans kreeg om een andere carrière te kiezen. Vanaf het begin van Zijn loopbaan als rabbi tot vlak voor Zijn dood willen mensen dat Jezus hun advies opvolgt.
Als Jezus in Kafarnaüm de mensen geneest, dan willen ze dat Jezus blijft. Hij moet hun dokter zijn. Maar Jezus weigert, daarvoor is Hij niet gekomen.
 Als Jezus mensen voedt met een paar broden en vissen, dan komen ze terug voor meer eten. Ze willen dat Jezus hen blijvend van dagelijks brood voorziet. Maar Jezus weigert, daarvoor is Hij niet gekomen.
Als Herodes een aanslag op Jezus’ leven beraamt, dan waarschuwen sommigen Hem dat Hij beter kan vluchten, weg uit Israël. Maar Jezus weigert, daarvoor is Hij niet gekomen.
Als Jezus op een ezel Jeruzalem binnentrekt, dan willen de mensen hem met geweld koning maken, om zo de Romeinen te verdrijven. Maar Jezus weigert, daarvoor is Hij niet gekomen.

Welke plannen mensen ook voor Hem maken, Jezus gaat daar niet in mee. Hij laat zich niet afleiden van Zijn doel. Welk doel? Daarover laat Hij geen misverstand bestaan.
Hij begon hun [de leerlingen] te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen zou worden, en dat Hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan; Hij sprak hierover in alle openheid. (Markus 8: 31-32a)
Jezus kwam om door het lijden heen ons te bevrijden. Ieder moment van Zijn leven stond in het teken van deze redding. Elk moment heeft Hij zich door de Vader laten leiden tot aan Zijn lijden, sterven en opstanding. Jezus zei wat Hij deed en Hij deed wat Hij zei. Jezus is nooit betrapt op een leugen: daarom hadden de schriftgeleerden en farizeeërs zo’n moeite om een aanklacht tegen Hem te vinden. Bij Jezus is geen leugen, geen valse agenda te vinden. Hij zegt terecht: Ik ben de waarheid.

Optie 3: Jezus is de weg, de waarheid, het leven
Jezus is niet gek. Hij heeft geen verborgen agenda. Dan blijft er één mogelijkheid over: Hij spreekt de waarheid. Hij ís de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Hem.
Veel mensen struikelen over deze uitspraak. Ze hadden liever gezien dat Jezus zei: ‘ik ben een weg, een waarheid en ik help je leven. Er zijn heel veel wegen tot God / het hogere / het goede, en ik ben een van die manieren’. Maar dat staat er niet. Deze uitspraak is zwart-wit. Het is of Jezus, of niets.

Geen vrijblijvende uitspraak
Als Jezus de weg is, dan moeten we met Hem wandelen. Sommigen lopen een stukje met Jezus mee. Ze hopen dat Hij zegent met geld, gezondheid en een rustig jaar. Maar als Jezus volgen teveel kost, dan blijven ze staan. Ze zoeken een andere pad naar geluk en succes. Jezus is De Weg! Er is geen ander pad. Niemand komt tot de Vader dan door Hem. Het is of altijd met Jezus wandelen, of vallen en blijven liggen.
Als Jezus de waarheid is, dan kunnen we niet kiezen welke waarheden we uit Jezus uitspraken kunnen gebruiken. Alles wat ons niet bevalt, wat teveel vraagt, negeren. Jezus is de waarheid. Ieder woord, elke daad van Hem is de waarheid. Alles wat Hij zegt en doet, is ons voorbeeld. Als we alleen pakken wat ons bevalt, dan hebben we een halve waarheid. En een halve waarheid is een hele leugen.
Als Jezus het leven is, dan moeten we leven zoals Hij. Door Zijn dood en opstanding worden we vergeven, als we Hem geloven en doen wat Hij zegt. Bewust ongehoorzaam zijn, is de dood.

Jezus: jouw weg, waarheid en leven?
Jezus zei: ik ben de weg, de waarheid en het leven. Als je daar ‘amen’ op zegt, dan beaam je: U bent mijn weg, ik wil wandelen met U. Ik wil Jezus volgen, ook als het moeilijk is, als het me veel kost, als de omgeving van de weg mij angst aanjaagt. En als ik struikel of val, dan sta ik op – met Jezus hulp, in Zijn kracht – en ga ik door op die weg.
Dan beaam je: U bent mijn waarheid. Ik wil niet liegen, niet roddelen, niet bedriegen, niet zwijgen over wie Jezus is. Ook als stil zijn of liegen veel makkelijker is. Jezus is de waarheid, en als ik op zijn weg loop, dan wil ik Hem daarin volgen.
Dan beaam je: U bent het leven. Ik vind mijn zekerheid in Jezus. Niet in mijn baan, mijn geld, mijn vrienden, mijn kinderen. Ik zoek geen verdoving in drank, porno, shoppen of hobby’s. Ik leef met Jezus. En als ik een keer gevallen ben voor onzekerheden, dan ga ik terug naar de bron van mijn leven. Jezus is het leven, de enige weg tot God.

Durf je amen te zeggen? Er zijn geen smoezen. Jezus was niet gek, geen oplichter. Jezus is de weg, de waarheid en het leven.
Je kunt ervoor kiezen dat wel te geloven, maar er niets mee te doen. Maar alleen weten dat de weg er is, dat de waarheid bestaat en dat er leven mogelijk is, dat helpt je niet. Dat is hetzelfde als wanneer je geld nodig hebt en je weet dat er op de straat € 100 ligt. Maar je loopt er niet naartoe, je bukt je niet om het geld op te rapen. Dan weet je dat het geld er ligt, maar je hebt nog steeds niets. De tekst kunnen opdreunen is niet hetzelfde als Jezus erkennen als weg, waarheid en leven.

Durf je echt amen te zeggen, als Jezus zegt: ik ben de weg, de waarheid en het leven?

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

De tekst van dit blog is gebaseerd op de preek die ik op de Startzondag, 24 augustus 2025, heb gehouden in de Pinkstergemeente Jozua Nijmegen.

Belooft Jezus’ kruisdood genezing hier en nu?

Dit gedeelte onderzoekt de interpretatie van Jesaja 53:4-5, waar Jezus’ kruisdood wordt gekoppeld aan lichamelijke genezing. Bij het bekijken van de context blijkt dat Jesaja’s boodschap vooral verzoening met God betreft.
Zowel Matteüs als Petrus bevestigen dat de genezingsdaden van Jezus niet direct betrekking hebben op lichamelijke genezing, maar op geestelijke verlossing. God geneest mensen, maar de Bijbel biedt geen basis voor het claimen van onmiddellijke lichamelijke genezing op aarde.

Cursus: Zijsporen en omwegen (V)

Een vorige keer heb ik de argumenten genoemd die je veel tegenkomt om wonderen van genezing te claimen. Samengevat komt het op de volgende argumenten neer:

  1. De duivel is de oorzaak van alle ziekten.
  2. Toen Jezus op aarde was, genas Hij iedereen, dus God wil iedereen genezen.
  3. Toen Jezus aan het kruis stierf, stierf Hij niet alleen voor onze zonden, maar ook voor onze lichamelijke genezing. Door Zijn striemen is ons genezing geworden.
  4. Iedereen die gelooft heeft daardoor recht op genezing hier en nu.

Deze keer is het derde argument aan de beurt. Klopt het dat Jezus stierf voor onze lichamelijke genezing?

Knuppel in het hoenderhok
De bekende theoloog Willem Ouweneel heeft in 202 op zijn website een artikel geplaatst met als kop: Tien theologische dwalingen van dit moment. [A] Dit zet hij op de vierde plaats:

Genezing. De leer dat Jezus op het kruis alle ziekten van de gelovigen heeft ‘gedragen’ (uitgewist), zodat geen enkele gelovige meer ziek hoeft te worden (als je dan toch ziek wordt, moet er wel iets heel ernstigs met jou aan de hand zijn, bijv. zonde of ongeloof). Het helpt niet of je op zieke gelovigen in het Nieuwe Testament wijst. Deze leer is een consequentie van een misverstaan van één enkele tekst: Jesaja 53:4.

Willem Ouweneel

Ouweneel gooit hiermee de knuppel in het hoenderhok en zet de discussie over ons recht op genezing hier-en-nu op scherp. De vraag is natuurlijk: heeft hij gelijk? Laten we eens kijken hoe het zit met de tekst uit Jesaja 53.

Jesaja 53 in context
De tekst die wordt aangehaald om Jezus’ kruisdood en lichamelijke genezing in het nu te koppelen, is Jesaja 53:4-5 (NBV51): Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.

Het citeren van een paar verzen kan tot volkomen verkeerde conclusies leiden. Hoe moet je met een tekst uit het OT omgaan, om die goed te interpreteren? Je moet minimaal de volgende vragen stellen:
– Wat voor soort tekst is dit? (Een gedicht zoals de Klaagliederen lees je anders dan een historisch boek zoals Koningen.)
– Hoe groot is de context? )Moet je alleen naar de verzen er omheen kijken (bijv. één Psalm) of maakt het deel uit van een groter geheel?)
– Geeft het NT een toelichting op de tekst? (De uitleg van NT gaat boven OT.)

Laten we deze vragen eens stellen aan Jesaja 53.

Wat voor soort tekst is dit? Het is een profetie. Een boodschap die Jesaja van God heeft gekregen om te delen. In de eerste plaats met het volk Israël – en wij mogen er ook van leren

Hoe groot is de context? In Jesaja 40-53 staan gedeelten met een hoger poëtische gehalte dan de omringende passages. Sinds bijna een eeuw worden enige van die gedeelten, die een verwijzing naar de Knecht bevatten, onderscheiden als de ‘Knechtliederen’. Het betreft Jes. 42:1-9; Jes. 49:1-6; Jes. 50:4-9 en Jes. 52:13-53:12. Deze passages hangen samen met de inhoud erom heen, maar er is toch een wijziging in de atmosfeer. De taal wordt meer verheven. De Knecht wordt niet geïdentificeerd, wat iets raadselachtigs met zich meebrengt. De beschrijvingen worden gedetailleerder en er ligt nadruk op wat de Knecht wil doen voor de wereld. Veel theologen gaan er vanuit dat de knecht soms staat voor het volk Israël, en soms voor één persoon, de Messias. Dat past ook bij het feit dat Jesaja in de eerste plaats sprak voor Israël.  [17]

De vraag is daarom: is de knecht in Jesaja 52-53 het hele volk Israël, of gaat het om één persoon? Voor Christenen is het duidelijk. De Knecht is hier onze Heer, Jezus Christus – rabbijnen denken daar vaak anders over. De rabbijnen en christelijke theologen zijn het in de interpretatie van Jesaja 53 over één ding eens: de Knecht lijdt vanwege de zonde, vanwege de afstand tussen God en mens. Dat is ziekte die hij droeg, daarvan geneest hij ons. De Knecht brengt verzoening met God. Er is geen reden om te koppelen aan lichamelijke genezing.

Jesaja 53 in het Nieuwe Testament
Het Nieuwe Testament geeft twee keer een aanhaling van Jesaja 53:4 , namelijk in Matteüs en in 1 Petrus.

De eerste keer is in Matteüs 8:16-17: Bij het vallen van de avond brachten ze vele bezetenen bij Hem [Jezus]. Met een enkel woord dreef Hij de geesten uit, en allen die ziek waren genas Hij. Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet Jesaja: ‘Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen.’
Het Bijbelboek Matteüs is in chronologische volgorde geschreven. Het begint met een geslachtsregister, dan de geboorte van Jezus, het optreden van Johannes de Doper, Jezus’ publieke optreden en aan het einde Jezus’ dood en opstanding. Matteüs 8 gaat over het begin van Jezus driejarige rondtrekken als rabbi. Jezus is nog lang niet gekruisigd. Maar Matteüs schrijft in hoofdstuk 8, als Jezus mensen geneest: “Zo moest in vervulling gaan”. Dus voordat Jezus gekruisigd werd, nam Hij volgens deze tekst onze ziekten weg en onze kwalen op zich! 

Het citaat van Matteüs wijkt iets af van de tekst zoals wij die in Jesaja 53 hebben staan. Verklaringen hiervoor zijn  dat Matteüs een andere Griekse versie als bron heeft gebruikt, of dat hij gekozen heeft voor een meer letterlijke vertaling van het Hebreeuws. Het is ook mogelijk dat Matteüs gebruik heeft gemaakt van de tekst volgens de Joodse manier van lesgeven, de joodse midrasj-pesjer methode: het toespitsen en zelfs wijzigen van de tekst bij de prediking en het onderricht van oudtestamentische Bijbelgedeelten voor dit bepaalde doel, waardoor in Matteüs 8 : 17 aansluiting wordt gemaakt bij de eerdere genezingen in Matteüs 8.
Jezus’ macht wordt niet bewezen door bovennatuurlijke capaciteiten te demonstreren, maar juist doordat Hij degene is over wie door de profeten van het Oude Testament gesproken wordt: Hij is de beloofde Messias — de Knecht des Heren. Wat Jezus doet, is een begin van wat eenmaal vol­ledig vervuld zal worden.  Matteüs legt een verband tussen Jezus’ genezingsdaden en het feit dat Jezus de Knecht uit Jesaja is: Degene die de zonden van de wereld wegneemt. De Knecht is gekomen; daarom kan Matteüs ook zeggen dat de profetie in vervulling is gegaan. De nadruk ligt niet op de genezing, maar op de komst van de Knecht! [18A]

Petrus is nog duidelijker dan Matteüs: 1Petrus 2:21-25
Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van Hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, Hij leed en dreigde niet, Hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt.

Hier zie je dat Petrus het heeft over hoe Christus leed en hoe Hij daarin een voorbeeld voor ons is.  Daarna spreekt hij er over hoe Jezus aan het kruis stierf. Daarin kunnen we Jezus niet navolgen. Waarom dan deze overgang? Het doen van de eigen wil is zonde voor een schepsel. Jezus’ taak is de Schepper te dienen en dus alleen maar gehoorzaam te zijn. Petrus roept dus op om Jezus na te volgen bij het lijden en in gehoorzaamheid.

Als Petrus spreekt over hoe Jezus aan het kruis de zonden droeg, en welke invloed dit heeft op hoe wij moeten leven, dan koppelt hij daaraan direct: “Door zijn striemen bent u genezen.” Als je kijkt naar de context, dan gaat het hier duidelijk om geestelijke genezing, om verlossing van de zonden en rechtvaardig  leven. Niets hiervan heeft met lichamelijke genezing te maken.

Jezus’ kruisdood is ongelofelijk belangrijk. Aan het kruis is betaald voor onze schuld. Door het kruis is er weer toegang tot God. Na het kruis waren Hemelvaart en Pinksteren mogelijk. Maar dat gaat allemaal niet over lichamelijke genezing.

Samenvatting van bovenstaand gedeelte:

  • Rabbijnen en theologen interpreteren Jesaja 53 niet als lichamelijke genezing, maar als verzoening.
  • Matteüs zegt dat Jesaja 53 vervuld is, ongeveer drie jaar voor de kruisdood. Die vervulling was Jezus komst als de lijdende Knecht, niet de genezingen die Hij deed.
  • Petrus legt een direct verband tussen Jezus’ dood voor onze zonden en de zin ‘door Zijn striemen bent u genezen’.

Conclusie
Er is geen basis om de tekst uit Jesaja 53:4 te gebruiken als ‘bewijs’ dat een christen op deze aarde niet ziek kan worden, laat staan dat genezing geclaimd kan worden. Wij zijn gered van zonde en oordeel en van verlaten zijn van God. Zowel Matteüs als Petrus betrekken de tekst uit Jesaja op Jezus’ verlossend werk als knecht des Heren en op Zijn kruisdood, maar niet op een lichamelijke genezing.

Belangrijke nabrander

Betekent dat Jesaja 53:4 niet over lichamelijke genezing gaat dan dat God niet geneest?
Zeker niet! God geneest mensen. Geen twijfel over mogelijk. Soms gebruikt God natuurlijke middelen om te genezen: ons immuunsysteem, medicijnen, fysiotherapie, bestraling, een dieet of een andere manier. Daarnaast geneest God soms op een bovennatuurlijke manier, door een wonder. Dat gebeurt ook nu nog. God doet vandaag wonderen van genezing.
Maar God is niet verplicht om te genezen. Zoals hierboven uitgelegd kunnen we geen genezing claimen. God bepaalt in Zijn wijsheid of een wonderbaarlijke genezing nodig is voor de bouw van Zijn Koninkrijk. Wij kunnen en mogen bidden voor een wonder: God is degene die bepaalt of het wonder gebeurt.

Betekent dat Jesaja 53:4 niet over lichamelijke genezing gaat dat er altijd zieke mensen zullen zijn?
Zeker niet! Wanneer Jezus terugkomt, dan zullen wij een verheerlijkt lichaam krijgen. Wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde er zijn, dan is er geen pijn meer, geen lijden, geen verdriet, geen tranen. Dan is er geen ziekte en geen dood meer. Ziekte hoorde niet in de perfecte schepping van Genesis 1, en ziekte zal er niet meer zijn in de perfecte wereld van Openbaring 22.

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten
[A] Ouweneel, Willem J. 10 juni 2020. “179 Tien theologische dwalingen van dit moment” <https://www.willemouweneel.nl/179-tien-theologische-dwalingen-van-dit-moment/>. Bezocht op 10 maart 2025.
[17] Paul MJ, van den Brink G, Bette JC (red.). 2012. “Bijbelcommentaar Hooglied – Jesaja.” Studiebijbel Oude Testament, deel 9. Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2012. Excurs 6, ‘De Knecht des HEREN (Jesaja 42-53)’, pp. 891-903 < https://mjpaul.nl/wp-content/uploads/2013/08/6.-Knecht-des-Heren.pdf>. Bezocht op 15-03-2024‌
[18] Nielsen, JT.1971. Het evangelie naar Mattheüs I. Uitgeverij C.F. Callenbach B.V.
[18A]  Blz.168-169.

Waar komt ziekte vandaan?

In dit artikel wordt betoogd dat niet alle ziekten het gevolg zijn van de duivel, hoewel hij indirect wel verantwoordelijk is door de zondeval. De ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid dat de duivel achter elke ziekte zit, wordt in twijfel getrokken. Verschillende argumenten die stellen dat God iedereen geneest, worden bekritiseerd. Ziekte is vaak het resultaat van veroudering en menselijke verantwoordelijkheid, zoals ongezonde levensstijlen. Hoewel God soms ziekte toelaat of gebruikt als straf, is dit niet de standaard. De focus ligt op de gevolgen van de zondeval.

Cursus: Zijsporen en omwegen (III)

Argumenten om te stellen dat God iedereen geneest
Eén van de redenen waarom genezing niet geclaimd kan worden, is dat de genezing niet de belangrijkste reden voor het wonder is (zie vorige keer). Genezing is één van de manieren waarop het verkondigen van Gods Koninkrijk en het goede nieuws wordt ondersteund. Het doel is dat het goede nieuws bekend wordt, niet dat iedereen geneest.

Als je kijkt welke argumenten er zijn om wonderen van genezing te claimen, dan kom je vaak dezelfde argumenten tegen. Ik heb geprobeerd om deze argumenten op een rijtje te zetten. Dit is mijn samenvatting van wat ik gelezen heb, uit verschillende bronnen. Samengevat komt het op de volgende argumenten neer:

  1. De duivel is de oorzaak van alle ziekten.
  2. Toen Jezus op aarde was, genas Hij iedereen, dus God wil iedereen genezen.
  3. Toen Jezus aan het kruis stierf, stierf Hij niet alleen voor onze zonden, maar ook voor onze lichamelijke genezing. Door Zijn striemen is ons genezing geworden.
  4. Iedereen die gelooft heeft daardoor recht op genezing hier en nu.

Helaas blijkt dat in alle vier de argumenten aannames worden gedaan die te eenvoudig of zelfs volledig onjuist zijn. Daarmee valt de basis onder het claimen van genezen weg.
In dit stuk kijken we naar de eerste stelling: de duivel is de oorzaak van alle ziekten.

Is de duivel de oorzaak van alle ziekten?
Zoals eerder genoemd: er is een verschil tussen een onreine geest hebben en ziek zijn. Een onreine geest komt altijd van de duivel. Maar dat geldt niet voor ziekten.

Waar komt ziekte dan vandaan? In Genesis 1 lees je hoe God de wereld heeft geschapen. In het laatste vers van dit hoofdstuk lees je: God zag alles wat Hij had gemaakt: het was zeer goed. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. 
Alles was zeer goed. In een zeer goede schepping is geen plaats voor ziekte en dood. Oorspronkelijk hoorde dit niet bij de aarde zoals God die gemaakt heeft.

Dat ziekte en dood er niet bij hoort, blijkt ook uit het einde van Openbaringen. Er is een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het nieuwe Jeruzalem is uit de hemel gekomen. Dan hoort Johannes: Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak Ik nieuw!’ – Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar.’ – (Openbaring 21:3-5). Opnieuw is er geen dood, geen jammerklacht, geen pijn. Op dat moment zijn ziekte en dood voorbij. Ze horen er niet bij.

Wanneer is de dood in de wereld gekomen? Dat staat beschreven in Genesis 3. Wat daar gebeurt wordt vaak ‘de zondeval’ genoemd. Adam en Eva worden verleid door de duivel in de gedaante van een slang. Zij kiezen ervoor om ongehoorzaam aan God te zijn. Nadat God de slang heeft bestraft, zegt Hij  (Genesis 3:16-19):
Tegen de vrouw [Eva] zei Hij:
‘Je zwangerschap maak Ik tot een zware last,
zwoegen zul je als je baart.
Je zult je man begeren,
en hij zal over je heersen.’
Tegen de mens[Adam] zei Hij:
‘Je hebt geluisterd naar je vrouw,
gegeten van de boom die Ik je had verboden.
Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan,
zwoegen zul je om ervan te eten,
je hele leven lang.
Dorens en distels zullen er groeien,
toch moet je van zijn gewassen leven.
Zweten zul je voor je brood,
totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen:
stof ben je, tot stof keer je terug.’
Vanaf dit moment zie je dat de schepping niet meer goed is. De vrouw moet de zwangerschap als een last dragen, man en vrouw moeten zwoegen, de aarde is vervloekt en de mens zal sterven. Lijden en dood zijn onderdeel geworden van de schepping.

Je kunt de duivel hier de schuld van geven. Het was de duivel die Adam en Eva verleidde. Als de duivel er niet was geweest, dan was de schepping nog zeer goed. Als je er zo naar kijkt, dan is de duivel inderdaad de schuld van lijden en dood. Hij heeft de mens verleid. Maar de andere kant is ook waar: Eva en Adam lieten zich verleiden! Eva nam van de vrucht en at ervan. Adam at ook van de vrucht. Ze hadden ‘nee’ moeten zeggen. Ze hadden de duivel moeten weerstaan. De duivel heeft als verleider aangebeld om ziekte en dood in de wereld te brengen. Maar Adam en Eva hebben de deur open gedaan en de ellende binnen gelaten.

Waarom worden we ziek? Is dat de schuld van de duivel? Niet rechtstreeks. Door de acties van de duivel, Adam en Eva moet de mens lichamelijk sterven. De perfecte schepping is kapot. Het menselijk lichaam veroudert. Heel veel ziekten waar wij als mens aan lijden of doodgaan, komen door veroudering. Ziektes zoals blindheid, kanker, hartfalen, gebroken botten: hoe ouder je bent, hoe groter de kans dat je ermee te maken krijgt. De duivel hoeft niet persoonlijk langs te komen om je botten te breken. Botontkalking zorgt er vanzelf voor dat je broze, breekbare botten krijgt.
Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld erfelijke aandoeningen. In een perfecte schepping zitten er geen fouten in het DNA. Maar ons lichaam is niet langer perfect. Het maakt ‘overschrijffouten’ bij het maken van zaad- en eicellen. De duivel hoeft niet persoonlijk langs te komen om een kind een aangeboren ziekte te geven. Een foutje bij de bevruchting in een niet-perfecte schepping is genoeg.

Ook hebben we zelf de verantwoordelijkheid om gezond te blijven. Voor het maken van de documentaire Super Size Me onderwierp documentairemaker Morgan Spurlock zichzelf aan een experiment. Gedurende dertig dagen at hij alleen voedsel van McDonald’s, drie maaltijden per dag. Ook dronk hij alleen producten van McDonald’s. Hij stopte met sporten en beperkte het aantal voetstappen dat hij liep tot 5000 per dag, aangezien dit het aantal is dat de gemiddelde Amerikaan per dag loopt. Hij moest ook elk menu op de menukaart ten minste een keer proberen. Elke keer dat hem werd aangeboden om het menu te laten supersizen [een extra groot menu] koos hij voor de supersized variant. In alle andere gevallen voor de medium variant. Hij deed dit onder begeleiding van een huisarts, een cardioloog, een gastroloog, een voedingsdeskundige en een fitness trainer.

De documentaire Super Size Me laat zien welk effect een ongezonde levensstijl heeft

Tijdens deze dertig dagen raakte hij regelmatig depressief. Hij had vaak moeite om de grote hoeveelheden vlees, friet en frisdrank naar binnen te werken. Zijn cholesterolgehalte schoot omhoog (230 mg/dL of 6,0 mmol/L) net als zijn bloedglucosespiegel. Zijn hart ging achteruit. Daarnaast kreeg hij een vettige lever en waren zijn leverenzymen niet in orde. Zijn vriendin meldde dat zijn prestaties in bed sterk achteruit gingen. Na dertig dagen was Morgan 11,1 kg aangekomen, 13% van zijn lichaamsgewicht. Zijn lichaamsvetpercentage ging van 11% naar 18%. Hij at gemiddeld 5000 kcal per dag waar 2500 kcal per dag voor zijn gewicht en lengte als aanvaardbaar werd beschouwd. [15]

Kan God iemand die drie keer per dag bij de McDonald’s eet genezen van hartkwalen en hoog cholesterol? Natuurlijk! Maar het is niet de bedoeling dat wij ons, door God gegeven, lichaam op deze wijze mishandelen. Een ongezond lichaam is het natuurlijke gevolg van een ongezonde leefwijze.

We worden ziek door veroudering en een slechte leefstijl in een beschadigde schepping.

Betekent dit alles dat de duivel nooit een ziekte kan veroorzaken? Nee. Er is in de Bijbel één duidelijk geval waarin iemand ziek wordt, zonder dat er sprake is van een onreine geest of demonische bezetting. Die uitzondering is Job.
In Job 2: 3-7 staat: De HEER vroeg aan de satan: ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Ja, hij is nog even onberispelijk als altijd, en jij hebt Mij ertoe aangezet hem zonder reden te gronde te richten.’ Hierop zei de satan: ‘Zijn leven is hem alles waard. Daarvoor geeft hij zijn hele bezit. Maar als U uw hand naar hem uitstrekt en zijn lichaam aantast, zal hij U ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken!’ Toen zei de HEER tegen hem: ‘Luister, doe met hem wat je wilt, maar spaar zijn leven.’ Hierop vertrok de satan en hij overdekte Job van voetzool tot kruin met vreselijke zweren.
Na toestemming van God mag satan Job treffen met een vreselijke ziekte. God bepaalt de grens van hoe ver satan kan gaan.

We worden ziek omdat er zonde in de wereld is en we moeten sterven. God houdt dit niet tegen, omdat dit de consequentie is van Genesis 3. Je zou kunnen zeggen dat God de ziekte en dood toestaat totdat de nieuwe hemel en aarde er zijn. Dit wil niet zeggen dat God iemand actief ziek maakt; Hij houdt de ziekte niet tegen. Soms staat God een ziekte actief toe. Hiervoor hadden we het over Job. De duivel krijgt expliciet toestemming van God om Job ziek te maken. Maar het is niet God die Job ziek maakt, het is de duivel.

God kan mensen ziek maken.
Daarmee is niet alles gezegd. Uit de Bijbel blijkt dat er ook situaties zijn waarin God mensen ziek maakt.

Ziekte als algemene strafmaatregel
Nadat het volk Israël veertig jaar door de woestijn heeft gezworven, staan ze aan de rand van het Beloofde Land. Vlak voordat ze de Jordaan oversteken, houdt Mozes een heel lange toespraak. Die toespraak kennen wij als het Bijbelboek Deuteronomium. Mozes kijkt terug op de veertig jaar in de woestijn, en hij kijkt vooruit naar de toekomst in het land Israël. In Deuteronomium 28 vertelt Mozes eerst welke zegeningen het volk krijgen, als ze blijven doen wat God zegt. Daarna vertelt Mozes wat er zal gebeuren als het volk God ongehoorzaam is. In vers 21-23 zegt Mozes: De HEER zal u met de pest treffen, tot u geheel en al bent weggevaagd uit het land dat u in bezit zult nemen. De HEER zal u treffen met tering en ontstekingen, met koorts en waanzin, met droogte, korenbrand en meeldauw, die u zullen achtervolgen en te gronde richten. De hemel boven uw hoofd zal van koper zijn en de grond onder uw voeten van ijzer.
Wie zal het volk treffen met de pest, tering (=tuberculose), koorts en waanzin? De HEER! Niet de duivel, niet het toeval: God Zelf straft het volk met ziekte vanwege hun ongehoorzaamheid.

Iets vergelijkbaars zie je in 2 Samuël 24. Koning David laat zijn vertrouwen in God los, en geeft opdracht voor een volkstelling, om te kijken hoe sterk zijn leger is. Daarna krijgt David de opdracht om een straf voor deze zonde te kiezen. Hij kiest ervoor dat er drie dagen lang pest in het land zal uitbreken. Dan lezen we: Diezelfde morgen nog liet de Heer in Israël de pest uitbreken, die duurde tot de vastgestelde tijd. Van Dan tot Berseba vonden zeventigduizend mensen de dood. (2 Samuël 24:15)
In deze teksten kun je niet zeggen dat God de ziekte alleen maar passief toelaat. Hij is Degene die ziekte als straf en les gebruikt. Opvallend is dat er niet één persoon gestraft wordt. Ziekte is hier een algemeen middel wat God gebruikt. Iedereen heeft er mee te maken, God straft het hele volk met ziekte vanwege ongehoorzaamheid aan Hem.

Ziekte die het gezag van Gods vertegenwoordiger bevestigd
In twee gevallen zie je dat een vertegenwoordiger van God, iemand die in Zijn naam spreekt, ziekte gebruikt als een middel om God groot te maken.

De eerste keer vinden we in 2 Koningen 5. In dit Bijbelgedeelte lezen we hoe de Aramese bevelhebber Naäman geneest van melaatsheid. Naäman wil de profeet Elisa bedanken door hem dure geschenken te geven, maar Elisa weigert. Nadat Naäman vertrokken is, bedenkt de knecht van Elisa, Gechazi, dat het wel heel jammer is om niets te krijgen. Gechazi haalt Naäman in, en met een smoes krijgt hij zilver en dure kleding. Maar als Gechazi thuis komt, blijkt dat Elisa er van weet. Gehazi wordt gestraft met de melaatsheid van Naäman.

Elisa had een reden om de geschenken niet aan te nemen. Door de geschenken te weigeren, ging alle aandacht en alle eer naar de HEER. Gechazi ondermijnt dat; hij maakt van Elisa een ‘normale’, hebzuchtige profeet zoals Naäman van de profeten uit zijn land kende.  Gods eer staat op het spel: gaat het om rijk worden, of om te doen wat God wil?  Door zijn woorden en daden als profeet (=iemand die Gods woorden spreekt) laat Elisa zien waar het echt om gaat. Hij maakt Gechazi melaats. Als melaatse had Gechazi niets meer aan geld en mooie kleren. Hij moest buiten de gemeenschap leven en niemand wil het zilver dat hij heeft aangeraakt aanpakken. Voor iedereen die dit hoort of die Gechazi ziet, is duidelijk: God laat niet met Zich spotten, en Zijn profeet evenmin.

De tweede gebeurtenis vinden we in Handelingen. Paulus en Barnabas zijn op reis om het goede nieuws te verkondigen onder de heidenen. Ze reizen naar het eiland Cyprus, waar de proconsul (=bestuurder van de provincie) meer wil horen over het woord van God. Dan lezen we:
Ze reisden het hele eiland rond tot ze in Pafos kwamen, waar ze een Joodse magiër aantroffen, een valse profeet die Barjesus heette en tot het gevolg behoorde van Sergius Paulus, de proconsul. Sergius Paulus, een verstandig man, liet Barnabas en Saulus bij zich komen omdat hij meer wilde horen over het woord van God. Maar Elymas, zoals Barjesus ook wel werd genoemd – want Elymas betekent ‘magiër’ –, stelde zich tegen hen teweer en probeerde de proconsul van het geloof af te houden. Daarop keek Saulus (die ook bekendstond als Paulus) hem strak aan, en vervuld van de heilige Geest zei hij: ‘U bent een bedrieger, een gewetenloze oplichter, een kind van de duivel en een vijand van elke vorm van gerechtigheid. Hoe durft u de rechte wegen van de Heer te veranderen in kronkelpaden? Let op: de hand van de Heer zal u treffen, u zult blind zijn en voorlopig geen zonlicht meer zien.’ Onmiddellijk werd alles donker om hem heen, zodat hij tastend zijn weg moest zoeken en anderen moest vragen of ze hem wilden leiden. Toen de proconsul dit zag, kwam hij tot geloof, diep onder de indruk als hij was van wat hij over de Heer had geleerd. (Handelingen 13:6-12)

Satan probeert om de verkondiging van het goede nieuws tegen te werken, en gebruikt daarvoor een magiër, die door de Heilige Geest wordt gekarakteriseerd als ‘een bedrieger, een gewetenloze oplichter, een kind van de duivel en een vijand van elke vorm van gerechtigheid.’ Er is sprake van een directe confrontatie tussen een vertegenwoordiger van de duivel en een apostel die door Jezus is aangesteld. De uitkomst van deze strijd staat vast. Als Paulus, vervuld door de Heilige Geest, een ziekte over Elymas uitspreekt, dan gebeurt dit ook. God toont Zijn macht en gezag over de boze, door via Paulus de tovenaar Elymas met blindheid te slaan. De proconsul, ‘een verstandig man’, komt daarna tot geloof.

Ziekte als individuele straf van God
Als laatste zie je dat God in een enkel geval een individuele persoon straft met ziekte, zowel in Oude als Nieuwe Testament. In het OT werd Mirjam, de zus van Mozes, een tijd melaats als straf (Numeri 12). Ook koning Uzzia werd getroffen door melaatsheid, omdat hij God ongehoorzaam was (2 Kronieken 26). 

In het NT, Handelingen 12: 21-23, lees je dat God koning Herodes trof met ziekte: En op een bepaalde dag hield Herodes, in een koninklijk kleed op de troon gezeten, een rede tot hen; en het volk juichte hem toe: De stem van een god en niet van een mens! En terstond sloeg hem een engel des Heren, omdat hij God de eer niet gaf; en hij werd door wormen gegeten en blies de adem uit. 

In al deze gevallen is het God die actief één persoon met een ziekte treft. Het gaat hierbij om een straf op een individuele zonde. In zo’n geval kan de zieke zelf weten waarom hij/zij ziek is, en zal voor genezing eerst berouw, schuldbelijdenis en vergeving nodig zijn. Je kunt dit NIET omdraaien en zeggen: iedereen die ziek is, wordt gestraft voor een zonde. Dit soort ingrijpen van God is erg zeldzaam.

Conclusie
De bewering dat alle ziekte van de duivel komt is indirect waar: de duivel zit achter de zondeval. De meeste ziekten zijn het gevolg is van de zondeval: toen werd de perfecte schepping beschadigd. Sinds die dag worden mensen ouder, het lichaam gaat achteruit en men sterft. Deze veroudering en onze sterfelijkheid is de belangrijkste oorzaak van ziekte. De duivel is daarmee niet de oorzaak van elke ziekte die we zien of ervaren. In een zeldzaam geval kan de duivel of God actief zorgen dat iemand ziek wordt, maar dat is de uitzondering op de regel.

De Bijbelteksten in deze blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoot
[15] ] Wikipedia. 4 Maart 2021. “Super Size Me.” <nl.wikipedia.org/wiki/Super_Size_Me>.   Bezocht: 25 maart 2024

Over ziekte, demonen en wonderen van genezing

In Nederland en daarbuiten getuigen organisaties van het recht op genezing en gezondheid voor christenen, ondersteund door geloof. Dit idee omvat de overtuiging dat geloof genezing kan claimen. De Bijbel biedt echter een genuanceerder perspectief op ziekte en gezondheid, waarbij de focus ligt op geloof, bekering en gehoorzaamheid aan God. Ziekte en genezing zijn belangrijke thema’s in de Bijbel, maar het onderwijs benadrukt vooral de relatie tussen God en de mens. Bovendien wordt er een onderscheid gemaakt tussen ziekte en demonische bezetting, waarbij christenen autoriteit hebben over demonen, terwijl genezing door de Heilige Geest afhankelijk is van Gods wil.

Cursus: Zijsporen en omwegen (I)

Disclamer
De laatste jaren zijn er in Nederland (en daarbuiten) organisaties die van zich laten horen als het gaat om genezing en de Bijbel. Deze organisaties stellen dat je als christen recht hebt op genezing en lichamelijke gezondheid.  Voorbeelden van organisaties die dit leren zijn ‘Frontrunners Ministries’ en ‘One In Him Foundation’. Sommigen zeggen zelfs: “je hebt er niet alleen recht op genezing, je kunt het claimen van God. Als je maar genoeg geloof hebt, dan moet God je gezondheid schenken”. Hoe ver dit kan gaan, blijkt uit het volgende citaat:

“ De eerste stap in dit boek is beseffen hoe belangrijk geloof is en hoe het werkt. Jezus zei: ‘Jouw geloof heeft je genezen.’ Hij zei niet: ‘Jouw geluk heeft je genezen’, of  ‘Gods soevereiniteit heeft je genezen’. Volgens Jezus was genezing niet afhankelijk van Gods wil of geluk, maar van ons geloof. God had niet bepaald dat zij die dag zouden genezen. Door hun geloof hadden ze dat zelf bepaald.”
Tom de Wal [11A]

Het is daarom belangrijk om goed te bestuderen over wat de Bijbel zegt over ziekte en (wonderen van) genezing. Hebben wij inderdaad de macht om voor God te bepalen dat Hij ons vandaag moet genezen? Kunnen wij God onze wil opleggen? Of hebben de verhalen over genezing een andere focus?

Dat brengt mij bij de volgende belangrijke opmerking: in de komende lessen heb ik het over gezondheid en genezing in het licht van de Bijbel. Ik bespreek de houdbaarheid van het claimen van gezondheid. Daarmee zeg ik niets over personen die dit leren of geloven. Ik heb geen oordeel over of afkeer van welke persoon dan ook! Wat ik wel heb: een gefundeerde mening over een leer die, zoals ik in meerdere delen zal onderbouwen, een zijspoor is van de Bijbelse leer over genezing.

Genezingswonderen: hoe belangrijk zijn ze?
Ziekte en gezondheid houden mensen bezig. Want iedereen kan ziek worden. En ziek zijn heeft een grote invloed op een mens en zijn omgeving. Het is logisch en goed dat mensen gezond willen zijn. Een chronische ziekte kleurt het leven van mensen. En dus doen mensen veel om beter te worden, met wisselend succes. En zelfs wanneer iemand geneest na jarenlang ziek te zijn geweest, dan moeten ze soms ‘opnieuw leren leven’.  Zo blijft ziekte de natuurlijke mens bezighouden.

Jip Huis in ’t Veld (33) kan daarover meepraten. Op zijn 25e kreeg hij de diagnose ‘epilepsie’. Zijn aanvallen werden in de jaren daarna steeds frequenter. Werken ging niet meer. Hij probeerde van alles om aanvallen te voorkomen, zoals op tijd naar bed en stress vermijden, maar niets hielp. In juli 2021 werd hij geopereerd en sindsdien is hij aanvalsvrij. Maar omdat zijn leven en dat van zijn vriendin jarenlang volledig in het teken hadden gestaan van de aanvallen, moest hij weer ‘normaal’ leren leven en erop vertrouwen dat hij genezen was. ‘Ik moest alles opnieuw uitproberen: kon ik een wandelingetje in het bos maken? Een biertje drinken op het terras?’

Inmiddels gaat dat goed en durft hij steeds meer, maar de angst dat de aanvallen terugkomen zal altijd blijven, denkt Huis in ’t Veld. Vooral de eerste twee maanden na de operatie waren pittig, vertelt hij. Zijn medische hersteltraject werd geschat op een jaar, maar hoe lang de psychologische effecten duren, valt niet te zeggen. [12]

Hoe belangrijk is ziekte en gezondheid in de Bijbel? Er staan in het Oude Testament aanwijzingen voor de priesters om de huid te controleren en iemand ziek of gezond te verklaren. Van enkele koningen (Hizkia, Uzzia, Manasse) wordt verteld dat ze ziek waren. En Naäman ging naar Elia om te genezen van melaatsheid. Maar dit zijn korte stukken. Ze zijn belangrijk, maar vormen niet het hoogtepunt van het Oude Testament. Er is veel meer aandacht voor wie God is en voor wat Hij doet en wil. Het gaat om geloof, bekering, gehoorzaamheid aan God en leven naar Gods wil.

In het Nieuwe Testament zie je een grote opleving rond het thema ‘genezing’ in de vier evangeliën. Jezus genas veel mensen, en de evangelisten schrijven daar over. In Handelingen neemt het aantal genezingen al af, en in de brieven is er bijna geen aandacht voor genezing; alleen Jacobus 5 wordt in dit verband vaak genoemd. Waar gaat het in de brieven wel over? Wie Jezus is, want Hij doet en wil. Het gaat om geloof, bekering, gehoorzaamheid aan God, leven naar Gods wil en Jezus’ offer voor onze redding.

Leggen wij misschien teveel nadruk op genezing? Zijn we hierin nog anders dan mensen die niet geloven? Of staat ons verlangen naar lichamelijke gezondheid ons geloof, onze gehoorzaamheid aan God en leven naar Gods wil in de weg?

Staat ons verlangen naar lichamelijke gezondheid ons geloof, onze gehoorzaamheid aan God en leven naar Gods wil in de weg?

Ron Dunn [13A] wijst er terecht op dat ons mensbeeld gebaseerd is op het denken van de oude Grieken. Zij zagen de mens als afstammelingen van goden en helden, die uitmuntten in kracht en bekwaamheid. Daarom bewonderden de Grieken een goed ontwikkeld lichaam. Grieken vereerden jeugd, gezondheid en schoonheid.

De nadruk die tegenwoordig wordt gelegd op gezondheid, rijkdom en geluk is niet nieuw en ook niet bijbels. Veel waarden die we in onze ‘christelijke’ cultuur hoog houden, zijn naar hun oorsprong heidens. Het is een feit dat we veel heidense waarden als dopelingen de kerk hebben binnengebracht en ze een vooraanstaande positie hebben gegeven. We hebben bijvoorbeeld lichamelijke en materiële voorspoed tot synoniem gemaakt van het ware christelijke leven. De historicus Jasper Griffin uit Oxford wijst ons erop dat de hedendaagse verering van atleten en de populariteit van de Olympische Spelen bewijzen dat de Griekse cultuur nog steeds grote invloed uitoefent op onze wereld.  Achter de nieuwste rages schuilen de oude goden die al tweeduizend jaar in diverse vormen door de wereldse mens worden aanbeden. Dit alles is van belang voor onze studie [over ziekte, genezing en gebed]. J.I. Packer zegt: ‘We zijn geobsedeerd geraakt door gezondheid op een manier die nogal ziekelijk is, en die nooit eerder is voorgekomen – zelfs niet in het oude Sparta, waar de lichamelijke cultuur alles was. [13B]

Wat is ziekte?
Als we het gaan hebben over genezing, dan is eerst de vraag: wat is ziekte? Er is een oude definitie van de WHO die nog steeds bruikbaar is: “Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekte of gebrek”.  In gewoon Nederlands:

  • Je bent niet gezond als je het sociaal slecht hebt. De Bijbel kijkt hier anders naar. In de Bijbel is ‘sociaal welbevinden’ heel belangrijk. Zorg voor weduwen en wezen, het op tijd uitbetalen van loon, eerlijke rechtspraak: God vindt dat belangrijk. Maar als dat niet gebeurt, dan heet dat in de Bijbel geen ziekte. Een corrupte maatschappij, waarin armen, weduwen en wezen worden uitgebuit: dat wordt in de Bijbel ‘zonde’ of ‘ongerechtigheid’ of ‘onrecht’ genoemd. De Bijbel gebruikt er nooit het woord ‘ziekte’ voor. Daarom gaat we daar niet verder op in.
  • Je bent niet gezond als je lichaam ‘het niet doet zoals het zou moeten’. Dit komt overeen met wat de Bijbel over ziekte zegt.
  • Je bent niet gezond als je psychische problemen hebt. In de Bijbel kom je geen genezing van psychische ziekten tegen. Daarmee is niet gezegd dat Jezus nooit iemand heeft genezen van bijvoorbeeld depressie of schizofrenie. Het wordt alleen nergens genoemd. Wat je wel tegenkomt, is dat Jezus het mentale welzijn van mensen herstelt, omdat Hij oog heeft voor vrouwen, zondaars en tollenaars – mensen die vaak werden genegeerd.

In haar definitie heeft de WHO heeft één ding vergeten, zoals we lezen in Marcus 9:17-27. Iemand uit de menigte antwoordde: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar U gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’ Hij zei tegen hen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie nog verdragen? Breng hem bij Me.’ Ze brachten de jongen bij Hem. Toen de geest Hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer. Jezus vroeg aan zijn vader: ‘Hoe lang heeft hij hier al last van?’ Hij antwoordde: ‘Al vanaf zijn vroegste jeugd, en hij heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden; maar als U iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of Ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ Meteen riep de vader van het kind uit: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’ Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak Hij de onreine geest streng toe en zei: ‘Geest die doof en stom maakt, Ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’ Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op.

Er zijn (ongelovige) artsen die over dit stuk hebben geschreven. Zij zeggen: die jongen had epilepsie. En inderdaad, de klachten die de vader beschrijft hebben overeenkomsten met een tonisch-clonische aanval (of grand mal epilepsie). Maar zowel de vader als Jezus zien de waarheid: de jongen is niet lichamelijk ziek. Hij is bezeten door een onreine geest. Jezus pakt daarom de oorzaak aan: die onreine geest moet eruit. Hij geneest niet als eerste het lichaam van de jongen, Jezus bevrijdt hem. Daarna was de jongen ook lichamelijk genezen, als gevolg van de bevrijding.

Betekent dit verhaal uit de Bijbel dat iedereen die ziek is, bezeten is door een boze geest? NEE! Er zijn een stuk of vijf gevallen waarin Jezus een direct verband legt tussen het hebben van een boze geest, wat zich uit door ziekte. Het is dus een mogelijkheid. Maar dit is de uitzondering op de regel. Jezus heeft heel veel mensen genezen, en meestal zie je dat de schrijvers van het evangelie onderscheid maken tussen ziekte en een boze geest. Een paar voorbeelden:

Marcus 3: 10-12  Want allerlei zieken verdrongen zich om Hem [Jezus] aan te raken, omdat Hij al veel mensen had genezen. Telkens als de onreine geesten Hem zagen, vielen ze voor Hem neer en schreeuwden: ‘Jij bent de Zoon van God!’ Maar Hij verbood hun uitdrukkelijk bekend te maken wie Hij was.

Lucas 7:21 Hij [Jezus] genas toen juist veel mensen van ziekten en allerlei aandoeningen en van kwade geesten, en Hij gaf tal van blinden het gezichtsvermogen terug.

Waarom is dit onderscheid zo belangrijk? Vanwege het verschil in aanpak. Wij hebben als christenen macht en gezag gekregen over boze geesten. Jezus is al overwinnaar, en de duivel moet wijken als Gods kinderen hem in Jezus’ naam wegsturen. Dit vraagt geloof, vasten, gebed en leiding door de Heilige Geest.
Voor het genezen van zieken krijgen we kracht.

Macht en gezag tegenover kracht
Als Jezus zijn discipelen er op uitstuurt om het Koninkrijk te verkondigen, dan geeft Hij ze twee verschillende zaken:

  • Macht en gezag over alle demonen
  • Kracht om ziekten te genezen

Macht en kracht zijn niet hetzelfde. Macht en gezag hebben te maken met verleende autoriteit. Als wij, in gehoorzaamheid aan Jezus, bidden voor bevrijding, dan doen we een beroep op de volmacht die God ons heeft gegeven. Hierover kunnen we altijd beschikken. Macht en gezag falen niet. “Jezus heeft ons de (vol)macht gegeven om in zijn naam de bevrijdende boodschap van Gods liefde naar de mensen te brengen. Wij hebben die autoriteit niet in onszelf. Deze autoriteit is aan ons gegeven.
Wanneer het over kracht gaat, dan gaat het om een gave die de Heilige Geest geeft. Het gaat hierbij niet om de gave van genezing, die aan sommige christenen wordt geschonken. Deze kracht kan de Heilige Geest aan iedere gelovige geven. Hij kan iedereen gebruiken om door Zijn kracht te genezen.
Er is wel een belangrijk verschil tussen gezag en macht aan de ene kant en kracht aan de andere kant. Gezag en macht zijn voortdurend aanwezig. We hebben het gekregen en kunnen het elk moment gebruiken.

Gods kracht daarentegen wordt geopenbaard als de Heilige Geest dat wil en goedacht. We kunnen hier niet naar eigen believen over beschikken. […]Zelfs van Jezus staat geschreven dat hij niet uit eigen kracht of beweging mensen kon genezen. Alleen als er ‘kracht des Heren’ was, kon Hij genezen (Lukas 5:17). Ook wij zijn volledig afhankelijk van de Heilige Geest, die ons helpt en leidt om de bediening van Jezus op aarde voort te zetten.”

Wilkin van de Kamp[16A]

Waarom genas Jezus zieken?
Jezus dreef niet alleen boze geesten uit, Hij genas ook duizenden mensen. Hierbij maakte hij een ziek lichaam weer beter. We kunnen niet zeggen hoe Jezus genas: de manier waarop Hij dat doet, verschilt. Maar we kunnen wel zeggen waarom Hij genas.
Jezus was met de mensen bewogen. De zieken kwamen naar Jezus om genezen te worden. Maar een andere reden, die vaker terugkomt, verdient vooral de aandacht: Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar Hem toe met de vraag: ‘Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden zien en verlamden lopen, mensen die onrein zijn door een huidziekte worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan Mij geen aanstoot neemt.’ (Matteüs 11 : 2-5)

Over de vraag die Johannes stelt, kun je een aparte Bijbelstudie houden. Voor deze studie is het antwoord van Jezus van belang. Als eerste verwijst Jezus naar teksten uit Jesaja[1] waaruit blijkt dat, wanneer blinden zien, doven horen, verlamden lopen en doden worden opgewekt, de beloofde redding door God gekomen is. Deze redding wordt geschonken door de Messias, de gezalfde van God. Het genezen van onreinen wordt niet genoemd als kenmerk van de messias, maar in het Oude Testament wordt wel duidelijk gemaakt dat alleen God hiervan kan genezen[2].  Als antwoord op Johannes’ vraag zegt Jezus: natuurlijk ben Ik de verwachtte Messias. Hoor en zie wat hier gebeurt. Er is er maar één die de macht heeft om deze werken te doen: de gezalfde van de HERE. En omdat Ik dit doe, is het Koninkrijk van de hemel dichtbij gekomen.

Een belangrijke reden waarom Jezus genas en demonen uitdreef, was dus om te laten zien dat Gods Koninkrijk gekomen is. Dat doet Hij met daden en met woorden. Jezus zegt tegen de leerlingen van Johannes: Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien. Wonderen en uitspreken van het goede nieuws gaan hand in hand.

Voorlopige conclusie
Er is een verschil tussen ziekte en demonische bezetting. We hebben macht en gezag over demonen, omdat Jezus de overwinnaar is.
God gaf Jezus -en Hij geeft ons – kracht om te genezen. Jezus kreeg die kracht niet voor niets; Zijn wonderen van genezing waren een teken dat het Koninkrijk van God dichtbij gekomen is.

Volgende keer kijken we waarom Jezus zegt dat Johannes’ leerlingen moesten overbrengen wat ze horen en zien. Is een wonder, een grootschalige genezing, niet genoeg bewijs? Daarnaast kijken we naar een paar genezingen in Handelingen. Hebben die hetzelfde doel als de genezingen die Jezus laat zien?


[1] O.a. Jesaja 26:19; Jesaja 29:18-19; Jesaja 35:3-6

[2] Voor Naäman was zijn genezing van melaatsheid het bewijs dat er maar één God is. 2 Koningen 5:15 Toen keerde hij [Naäman] met zijn hele gevolg naar Elisa terug, maakte bij de godsman zijn opwachting en zei: ‘Er is in de hele wereld geen god, behalve in Israël! Alstublieft, neemt u een geschenk van uw dienaar aan.’

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten
[11] De Wal, Tom.  2021. Jezus aanraken/ 4e druk: hoe iedereen kan genezen door Jezus aan te raken. Frontrunners.
[11A] blz. 37

[12] Van Balen, E. 5 April 2023. “Genezen, en dan?”  Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2023;167:C5350.  <https://www.ntvg.nl/artikelen/genezen-en-dan?>  Bezocht: 19 juni 2024.

[13] Dunn, R. 2004. Zal God mij genezen? : over ziekte, geloof en gebed. Gideon.
[13A] blz. 63-68
[13B] blz. 68

[16]  Van de Kamp, W. 2020. Demonie & psychiatrie/ 4e druk Wilco.
[16A] blz. 127-128

Contact maken om tot God te leiden

Het verhaal van Zacheüs benadrukt hoe Jezus zondaars zoekt en uitdaagt tot verandering. Zacheüs, een hoofdtollenaar, wordt door Jezus uitgenodigd om samen te zijn, wat leidt tot zijn bekering en een sociale transformatie. De tekst illustreert hoe persoonlijke zonden niet alleen spirituele, maar ook sociale gevolgen hebben. Jezus’ interactie met Zacheüs toont aan dat het aanknopen van relaties met degenen buiten de gemeenschap essentieel is voor redding en verzoening. We worden aangemoedigd om deze opdracht na te volgen.

Jaarthema: Leven als Jezus (VI)

Aan de vruchten herkent men de boom
Als je het stukje van vorige week leest, dan zou je kunnen denken dat Jezus níet keek naar wat mensen deden. Dat zou een verkeerde conclusie zijn. Dit blijkt uit een ander moment waarop Jezus kritiek kreeg op Zijn omgang met ‘een zondig mens’:
Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Er was daar een man die Zacheüs heette. Deze Zacheüs was hoofdtollenaar, en hij was erg rijk. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer Hij voorbijkwam. Toen Jezus daarlangs kwam, keek Hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huis verblijven.’ Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Luister, Heer, de helft van mijn bezittingen zal ik aan de armen geven, en als ik iemand iets heb afgeperst, zal ik het viervoudig vergoeden.’ Jezus antwoordde: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’ (Lucas 19:1-10)

Was Zacheüs een zondaar? Ja. Uit wat hij tegen Jezus zegt, blijkt dat Zacheüs (een deel van) zijn inkomen niet eerlijk verkregen had. Maar zijn probleem zat dieper dan alleen een verstoorde relatie met God. Zacheüs was een verloren zoon, iemand die niet meetelde voor de mensen om hem heen. Als belastinginner is Zacheüs een verrader voor zijn volk, aan de kant van de onderdrukker. Zijn buren zien hem als iemand die de naam Israëliet niet waard is. In de ogen van de mensen (en misschien zelfs in zijn eigen ogen) heeft hij zijn identiteit als zoon van Israël verloren en is hij vervreemd van Gods volk. Zoals Lucas laat zien in het verhaal van Zacheüs, heeft persoonlijke zonde sociale gevolgen, vernietigt het relaties en leidt het tot vervreemding. Zijn beschrijving van de situatie van Zacheüs doet denken aan de gelijkenis van de verloren zoon in hoofdstuk 15 (die Jezus precies vertelt als reactie op de klacht van de farizeeën over zijn verwelkoming van zondaars) [9A].

Zacheüs, vandaag moet ik in uw huis zijn.

Jezus stopt bij de boom waarin Zacheüs zit en zegt: vandaag moet Ik in uw huis verblijven. Dit moeten wijst op een Goddelijke opdracht. Het zij dezelfde woorden die Jezus spreekt als Hij zegt dat Hij het goede nieuws in andere steden moet brengen (Lucas 4:43) en dat Hij moet sterven (o.a. Lucas 9:22).  Jezus ziet het als een belangrijke zaak om met Zacheüs mee te gaan. [9B] Er staat niet dat Jezus bij Zacheüs heeft gegeten, maar dat is wel heel waarschijnlijk. Hij bracht er in elk geval de nacht door. En deze actie van Jezus heeft een opmerkelijk gevolg. Nog voordat de nacht is aangebroken staat Zacheüs op en hij laat zien dat hij ingrijpend veranderd is. Waardoor begon deze verandering? Doordat Jezus naar hem toekwam.

Jezus is de bron van de redding die hier plaatsvindt.  De uitnodiging om te veranderen, de eerste stap wordt gezet door Jezus. Hij maakt contact. Hij slaapt bij Zacheüs. Maar het is niet genoeg dat Zacheüs zijn huis openstelt. Pas nadat Zacheüs zijn verklaring heeft afgelegd, nadat Zacheüs heeft zijn wil om te veranderen heeft laten zien (hij bekeert zich), zegt Jezus: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham.  Jezus zet de eerste stap, maar Zacheüs reactie, zijn daden, leiden tot de uitspraak dat hij gered is.

Omdat Zacheüs door Jezus wordt geraakt en gered, verandert hij zijn gedrag. Hij doet daden van rechtvaardigheid, niet alleen door herstel, maar ook door liefdadigheid voor de armen. Redding heeft dus ook sociale en praktische implicaties. Zacheüs is ‘rechtvaardig’ geworden in zijn omgang met anderen. De tekst vertelt ons niet of dit nieuwe leven heeft geleid tot verzoening en genezing van zijn gebroken relaties, maar het is duidelijk dat dit uiteindelijk deel uitmaakt van wat God voor dit kind van Abraham bedoelt [9C]

Het verhaal van Zacheüs laat zien hoe Jezus de zondaar riep (en roept). Hij zoekt de zondaar op en nodigt hem (of haar) uit om samen op te trekken, om elkaar op te zoeken. Bij iemand eten was in Jezus’ tijd veel ‘groter’ dan het bij ons is. Als je een uitnodiging om te eten accepteerde, dan was je bereid om echt met de ander te praten, je gevoelens en gedachten te delen, om diep verbonden te zijn met de ander. Door met de zondaar aan tafel te gaan, toont Jezus respect en waardering voor degene die Hem uitnodigt.  Let op: Jezus gaat met Zacheüs aan tafel, maar Hij gaat niet mee belasting innen. Jezus verbindt zich niet aan de daad waarmee Zacheüs zondigde. Maar Hij accepteert Zacheüs zoals die bij Hem komt. Alleen zo kan Hij de verbinding leggen die nodig is om Levi, Zacheüs en andere zondaars te bereiken. En door deze verbinding, door het kennen van Jezus, wordt een zondaar aangezet tot berouw, bekering en geloof.

Verbinding maken met ongelovigen
Jezus nodigt zondaars uit om deel uit te maken van het Koninkrijk van God. Door zondaars op te zoeken brengt Hij hen tot berouw, bekering en worden ze gered. Het zoeken en redden van zondaars, daarvoor is Jezus naar de aarde gekomen. Het was een Goddelijk moeten, een onmisbare opdracht. Om te leven als Jezus, moeten we deze opdracht oppakken. Ook wij zijn geroepen om zondaars te helpen zich te bekeren, zodat Jezus hun Redder is. Daarvoor worden wij de wereld ingestuurd[1]. Er is plaats in het Koninkrijk van God, wij mogen zondaars uitnodigen om te komen.

We zijn het hier allemaal mee eens. Maar is het ook iets wat we willen doen? Bill Hybels vertelt hoe hij, geïnspireerd door Lucas 15, in New York vriendschap sloot met een moslim uit India. Hybels leerde ervan dat alle mensen belangrijk zijn voor God, en dat dit invloed moet hebben op de manier waarop je naar mensen kijkt:

“EEN WAARDEVOLLE LES   Ziet u wat er gebeurde? Toen ik besefte hoeveel God om deze man gaf, werd hij ook waardevol in mijn ogen. Later moest ik erkennen hoé vaak ik, als christen en predikant, hetzelfde verwerpelijke gedrag had vertoond als de farizeeërs destijds. Ik besefte dat ook ik er vaak een soort geheime lijst op nahoud van mensen die volgens mij erg belangrijk zijn. Maar de man bij het benzinestation die mijn tank vol pompt, de ober in het restaurant, de schoonmaakster in het hotel, het meisje achter de kassa, de chauffeur vóór mij die veel te langzaam rijdt, de buurman met zijn eeuwig blaffende hond, de man naast mij in het vliegtuig die stinkt naar de alcohol, de collega die heel andere politieke opvattingen heeft dan ik, al deze mensen zijn net zo belangrijk. Ja toch? Inderdaad, voor God zijn alle mensen even belangrijk, ongeacht huidkleur, inkomen, geslacht, opleiding of godsdienstige overtuiging. Hij stelt belang in ieder mens. Dus moet ik dat ook doen, niet met tegenzin maar van harte. Wanneer je met deze houding de ander tegemoet treedt, zijn de gevolgen revolutionair. Jezus’ gelijkenissen uit Lucas 15 leren ons dat je ogen nooit gesloten kunnen blijven voor een medemens, omdat voor God ieder mens belangrijk is. Wanneer dit feit tot het diepst van je wezen doordringt, zul je nooit meer dezelfde zijn. Dan kom je onder de indruk van de hoogte, de diepte, de lengte en de breedte van de liefde van God. Dan ga je van daaruit anders om met de mensen om je heen.” [10A].  

Dit leidt tot een belangrijke vraag: kennen we nog mensen ‘buiten de kerk’?  Wat je ziet, is dat mensen die tot geloof komen, meer contact binnen de kerk krijgen. Ze maken vrienden in de gemeente, gaan naar een kring of groeigroep en ze doen mee aan activiteiten die de kerk organiseert. Hierdoor verschuiven vriendschappen. Sommige vrienden van voor de bekering vinden het niet fijn dat hun vriend nu christen is.  Dit zorgt ervoor dat mensen die tot bekering komen na een jaar of drie veel vrienden hebben in de kerk. Veilig en nuttig, zeker. Maar die vrienden zijn al gered. Hoeveel contact hebben we met ongelovigen? En als we contacten hebben, hoe maken we dan de verbinding om over Jezus te praten?

Maar ik vind het vreselijk om met andere mensen te eten…
In de Bijbelgedeelten die we lazen, werd er samen gegeten en op die manier contact gemaakt. Misschien denk je: dat is niets voor mij! Ik kan niet koken. Als ik met andere mensen samen moet eten, dan is dat veel te druk. Ik durf niet over Jezus te praten, en bovendien mag ik niet met volle mond praten.

Gelukkig vraagt Jezus je wel te veranderen, maar niet om iemand anders te worden. Je mag vriendschappen sluiten zoals dat bij jou past. Je mag het Koninkrijk naar zondaars brengen zoals jij bent. Er zijn heel veel verschillende manieren die mensen in contact kunnen brengen met Jezus, via jou. Vrienden uitnodigen, samen met ze eten en praten is één manier. Maar zeker niet de enige. Een paar voorbeelden van andere mogelijkheden[10B]:

  • Petrus was ‘recht voor zijn raap’. In zijn preek op Pinksteren zegt hij keihard tegen de mensen die luisteren: “Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door goddelozen laten kruisigen en doden.” (Handelingen 2:23). In gewoon Nederlands: jullie hebben de Messias laten vermoorden. Auw! En hij sluit af met: “Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld.” (Handelingen 2:36). Ik moet er niet aan denken mensen zo tegemoet te treden. Het angstzweet zou op mijn voorhoofd staan. Maar bij Petrus niet. Hij confronteert mensen met wat ze hebben gedaan. En: het werkt! “Toen [de menigte] dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ Petrus antwoordde: ‘Kom tot inkeer en laat u allen dopen in de naam van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ En met nog veel meer woorden legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit deze verdorven generatie!’
    Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. (Handelingen 2:37-41.) Eén preek, één man die snoeihard de waarheid zegt tegen een groep vreemden, en er bekeren zich drieduizend mensen.
  • Paulus werkte op een andere manier. Als eerste was hij een intellectueel, een man met een grote hoeveelheid kennis. In Handelingen 17 lees je hoe mensen die geïnteresseerd zijn in nieuwe ideeën Paulus uitnodigen om zijn inzichten toe te lichten. Dat was Petrus nooit gelukt, maar Paulus prikkelt de intellectuele nieuwsgierigheid en bouwt een logisch verhaal op, waaruit mensen zelf hun conclusie kunnen trekken. In deze tijd, waar geloof in God door veel mensen belachelijk wordt gemaakt, is dit een benadering die mensen die zelf onderzoek willen doen, kan raken. In de tweede plaats werd Paulus een deel van de gemeenschap. In Handelingen 18:1-3 lees je: Na deze gebeurtenissen verliet [Paulus] Athene en ging naar Korinte. Daar leerde hij Aquila kennen, een Jood uit Pontus, die kort daarvoor met zijn vrouw Priscilla uit Italië was gekomen omdat Claudius had bevolen dat alle Joden Rome moesten verlaten. Paulus bracht hun een bezoek, en omdat ze hetzelfde ambacht uitoefenden als hij – ze waren leerbewerker van beroep – trok hij bij hen in en ging bij hen werken. Paulus bleef lange tijd in Korinte. Hij werkte daar, maakt een praatje met de klanten en werd een bekend gezicht. Hij was niet iemand die een weekje een evangelisatiecampagne kwam houden en dan weer vertrok. Mensen kenden hem, konden zien wat hij deed en met hem praten. En ik ben er zeker van dat Paulus, als klanten aan het wachten waren totdat zijn werk klaar was, het gesprek geregeld over Jezus liet gaan.
  • Anderen bereiken de omgeving door hun getuigenis. In Markus 5 lees je over een bezeten man in het gebied van de Gerasenen, die door Jezus bevrijd wordt.  Zijn volksgenoten worden bang, en vragen Jezus om weg te gaan. “Toen Hij in de boot stapte, smeekte de man die bezeten was geweest om bij Hem te mogen blijven. Dat stond Hij hem niet toe, maar Hij zei tegen hem: ‘Ga naar huis, naar uw eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe Hij zich over u heeft ontfermd.’ De man ging weg en begon in de Dekapolis rond te vertellen wat Jezus voor hem had gedaan, en iedereen stond verbaasd.” (Markus 5:18-20).

De Dekapolis was een gebied buiten Israël, een verbond van tien steden. Na een poosje komt Jezus terug in de Dekapolis, en dan gebeurt er het volgende:
[Jezus]  vertrok weer uit de omgeving van Tyrus en ging via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied van de Dekapolis. Daar werd iemand bij Hem gebracht die doof was en gebrekkig sprak, en men smeekte Hem om deze man de hand op te leggen. Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan. Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ Daarop gingen zijn oren open, zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken. Hij beval de omstanders om aan niemand te vertellen wat er gebeurd was; maar hoe strenger Hij het hun verbood, hoe meer ze het rondvertelden. De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden: ‘Alles wat Hij doet is goed: zelfs doven laat Hij horen en stommen laat Hij spreken.’(Markus 7:31-37). Waarom brengen deze heidenen een dove man naar Jezus? Ik denk omdat ze het getuigenis van de man die eerst bezeten was, hadden gehoord. Door zijn getuigenis kwamen mensen naar Jezus toe.

  • Dorkas is een ander voorbeeld. In Joppe woonde een leerlinge die Tabita heette, in onze taal is dat Dorkas. Ze deed veel goeds voor anderen en gaf vaak geld aan de armen. (Handelingen 9:36). Dorkas viel niet op omdat ze veel over God praatte, of vanwege haar getuigenis. Zij viel op door haar praktische liefde, door het goede wat ze deed en haar vrijgevigheid.  Als Dorkas sterft, en Petrus geroepen wordt om bij haar lichaam in een bovenvertrek te kijken, is het eerste wat er staat: Na zijn aankomst werd [Petrus] naar het bovenvertrek gebracht, waar de weduwen om hem heen kwamen staan en hem huilend de tunica’s en mantels lieten zien die Dorkas nog maar pas gemaakt had. (Handelingen 9: 39). De leerlingen en weduwen in Joppe kwamen bij Jezus, omdat ze aan Dorkas konden zien hoe Jezus’ liefde er in de praktijk uitziet.

Eigenlijk kun je niet niet evangeliseren. Hoe je spreekt, wat je doet, waar je heen gaat, welke kleren je draagt: alles draagt bij aan het beeld dat mensen hebben van de kerk en van Jezus. Als jij wilt leven als Jezus, als jij ook zondaars wilt opzoeken en redden -door ze naar Jezus te leiden -: evangeliseer, zoals God je gemaakt heeft.


[1] Matteüs 28:16-20

De Bijbelteksten in deze blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten
[9] Cuany, Monique. September 2018. “ “Today, Salvation Has Come to This House.” God’s Salvation of God’s People in Luke’s Gospel.” Currents in Theology and Mission Vol. 45 no. 4
[9A] blz. 15
[9B] blz. 14
[9C] blz. 16

[10] Hybels, Bill, et al. 1996. Zo Word Je Een Aanstekelijk Christen. Gideon.
[10A] blz. 22-23
[10B] blz. 128-138

Zonde: daad of ziekte?

Jezus’ leven en missie waren gericht op het dienen van anderen en het zoeken en redden van zondaars. Hij botste vaak met farizeeën en schriftgeleerden vanwege zijn omgang met tollenaars en zondaars, wat voor hen onaanvaardbaar was. Jezus benadrukte dat hij gekomen was voor de zieken, niet voor de rechtvaardigen, en dat barmhartigheid belangrijker was dan offers. Door zijn interacties en gelijkenissen bewees Hij dat niemand te min is om gered te worden, en dat zondaars genezing nodig hebben.

Jaarthema: Leven als Jezus (V)

Jezus kwam om te dienen en om Zijn leven te geven als losprijs voor velen. Jezus kwam om het goede nieuws over Gods koninkrijk te brengen. Jezus kwam ook om zondaars te zoeken en te redden. Daardoor botste Jezus geregeld met de farizeeërs en de schriftgeleerden, die een andere kijk hadden op zonde en de omgang met zondaars dan Jezus had.

Omgaan met tollenaars
Op verschillende momenten tijdens Zijn leven op aarde krijgt Jezus stevig commentaar op de keuzes die Hij maakt. Eén punt van kritiek dat steeds weer terugkomt, is dat Jezus omgaat met tollenaars en zondaars. De farizeeën en schriftgeleerden kunnen zich niet voorstellen dat een rabbi zoiets zou doen. Maar ook de ‘gewone’ Jood heeft er moeite mee als Jezus het gezelschap opzoekt van deze mensen.

Toen Jezus van daar verderging, zag Hij bij het tolhuis een man zitten die Matteüs heette, en Hij zei tegen hem: ‘Volg Mij.’ Hij stond op en volgde Hem. Toen Hij in zijn huis aanlag voor de maaltijd, kwam er ook een groot aantal tollenaars en zondaars, die samen met Hem en zijn leerlingen aan de maaltijd deelnamen. De farizeeën zagen dit en zeiden tegen zijn leerlingen: ‘Waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars?’ Hij hoorde dit en gaf als antwoord: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers.” Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’ (Matteüs  9:9-13 (In Marcus 2:13-17 en Lucas 5:29-32 staat hetzelfde verhaal met ongeveer hetzelfde antwoord.))

Wanneer de farizeeën een keer openlijk klagen dat tollenaar en zondaars Jezus opzoeken om naar Hem te luisteren, vertelt Hij drie verhalen. Het is net alsof Jezus zegt: ‘nu moet het gezeur maar eens afgelopen zijn.’ Hij vertelt over een verloren schaap, een verloren muntstuk en een verloren zoon (Lucas 15). En ieder verhaal heeft dezelfde, duidelijke conclusie:

  • Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben. (Lucas 15:7)
  • Zo, zeg Ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt. (Lucas 15:10)
  • Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. We kunnen toch alleen maar feestvieren en blij zijn? Want je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” (Lucas 15:31-32)

Jezus laat er geen twijfel over bestaan. Hij is gekomen om zondaars op te zoeken, om te redden wat verloren was, om feest te vieren als een zondaar tot inkeer komt. Daarvoor legde Hij contact met mensen ‘aan de rand van de maatschappij’. Mensen die door fatsoenlijke Joden werden genegeerd of uitgescholden: hoeren, tollenaars, melaatsen en zondaars. Voor Jezus is niemand te min.

Zondaars volgens de farizeeërs
In Matteüs 9 gaat het over tollenaars en zondaars. Het is duidelijk wie tollenaars zijn. In andere gedeelten heeft Matteüs het over een heiden en een tollenaar (Matteüs 8:17) en over tollenaars en hoeren (Matteüs 21:31). Dit maakt duidelijk dat de combinatie ‘tollenaar en nog iets’ een negatieve klank heeft. Maar wat bedoelen de farizeeën en Jezus met ‘zondaars’?

In het algemeen maakten de farizeeën onderscheid tussen mensen die zich aan de reinheidswetten hielden (de havurot) en zij die dat niet deden (de ‘am hdarets). De ‘am hdarets waren mensen die zich niet strikt aan de reinigingsvoorschriften en het geven van de tienden hielden. Door hun zondige gedrag maken ze zichzelf ritueel onrein en daarom niet geschikt om aan een maaltijd met een rabbi deel te nemen. Het conflict tussen Jezus en de farizeeërs ligt in de kritiek op deze rituele scheidslijnen in de samenleving. [7A]
Volgens de farizeeën waren zondaars dus mensen die door hun levenskeuzes niet rein waren. Bijvoorbeeld vanwege hun omgang met heidenen, door seksuele onreinheid of om een andere reden. Hierbij keken de farizeeën vooral naar wat iemand deed. In de traditie van de farizeeën kon een tollenaar nooit havurot worden. Maar zodra een tollenaar vrijwillig zijn baan opgaf, dan was de weg vrij om weer als huvurot gezien te worden. [7B]. Het was de baan, de daad die de persoon onrein maakte. Een tollenaar was bij voorbaat ‘ongeschikt’, onrein, geen materiaal om mee om te gaan. Dat kon je aan de buitenkant al zien.

Voordat we de farizeeën hierom veroordelen: hoe vaak doen wij hetzelfde? We zeggen: ‘iedereen is welkom in de kerk’. Maar hoe reageren we in de volgende gevallen? Geef eens eerlijk antwoord op de vraag: ‘wat denk je?’ en ‘wat doe je?’ in het volgende geval:
– Een bekende en veroordeelde misdadiger (type Willem Holleder of Marc Dutroux) bezoekt na zijn vrijlating de diensten van de Pinkstergemeente Jozua.
– Een dakloze met smerige kleding komt binnen om de kerkdienst te volgen.
– Twee vrouwen van ongeveer dezelfde leeftijd, beiden met een identieke trouwring om en innig gearmd, komen naar binnen om de kerkdienst te volgen.
– Een zwerver die naar alcohol ruikt, komt na de kerkdienst binnen en gaat een kop koffie drinken.
– De twee vrouwen (die met de trouwring) vertellen je na de dienst aan de koffie dat ze blij waren dat ze naar binnen mochten (ja toch?). Bij een andere kerk werden ze weggestuurd.

Schuttingen bouwen
Dacht je bij één van deze vijf situaties: ‘alsjeblief niet’? Die mensen zijn welkom in de kerk, maar liever niet in onze Pinkstergemeente. Had je de neiging een preek af te steken over ‘alcohol is niet goed, want je lichaam is een tempel van God’ of  ‘homoseksualiteit is een zonde’? Dat had een farizeeër ook gedaan.

Niet omdat ze een hekel aan mensen hadden. Maar omdat farizeeën zichzelf zagen als hoeders van de wet. Farizeeën wilden om die reden de menigte onderwijzen in de leer van de Tenach. Ze vonden het oprecht erg dat de ‘normale man’ zo weinig van Gods wetten wist. En een farizeeër wilde zich zeker aan Gods wetten houden.  Daarbij gingen ze uit van het principe: Wie met wijzen omgaat wordt zelf wijs, wie met dwazen verkeert, ondervindt schade. (Spreuken 13:20). Wij zouden zeggen: waar je mee omgaat, word je mee besmet. Uit de vraag van de farizeeën klinkt zelfs erkenning voor Jezus’ gezag door. Ze willen echt weten: waarom eet rabbi Jezus met zondaars die hem “naar beneden kunnen trekken”, terwijl hij ook met andere rabbi’s kan eten?

Ondanks hun goede bedoelingen was er een probleem: de farizeeën hadden tientallen regels en wetjes bedacht naast de Tenach. Niet omdat ze dol op wetten waren, maar vanwege hun eerbied voor God en Zijn wet. Uit angst een wet te overtreden, voegden ze extra wetten toe als een ‘schutting’ om Gods woord. Als je die regels niet overtrad, dan had je Gods wet zeker niet overtreden. Daardoor maakten ze het voor mensen bijna onmogelijk om bij God te komen. Je moest wel heel ‘rechtvaardig’, heel ‘goed’ zijn. Het volgen van de regels werd een doel op zichzelf. De farizeeën haalden die norm – volgens henzelf, en volgens de Joden om hen heen. Daardoor werden ze hoogmoedig en trots; ze keken neer op de mensen die de norm zeker niet konden halen, zoals tollenaars en zondaars. Het is tegen deze achtergrond dat Jezus tegen de menigte en zijn leerlingen zegt:
‘De schriftgeleerden en de farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar; maar handel niet naar hun daden, want ze doen zelf niet wat ze jullie voorhouden. Ze bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die te verlichten. Al hun daden zijn erop gericht om door de mensen gezien te worden. Ze verbreden immers hun gebedsriemen en maken de kwastjes aan hun kleren langer, ze verlangen een ereplaats bij feestmaaltijden en in synagogen, en hechten eraan op het marktplein eerbiedig begroet te worden en door de mensen rabbi genoemd te worden. […] Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. Zelf gaan jullie er niet binnen, maar jullie houden ook degenen die er willen binnengaan tegen. (Matteüs 23:1-7 en 13)

Je kunt dus eerbied hebben voor God, Zijn woord kennen en uitleggen, en toch voor anderen een hindernis zijn om Gods Koninkrijk binnen te gaan. Dan ben je niet als Jezus, maar lijk je meer op de farizeeën. Hoe lijk je dan wel op Jezus?

Zondaars volgens Jezus
Jezus ging wel om met tollenaars en zondaars. Waarom? Omdat zonde Hem niet kon schelen? Dat is niet de reden. Jezus geeft verschillende mensen de opdracht om niet meer te zondigen (Johannes 5:14; Johannes 8:11). Jezus vergeeft meerdere mensen hun zonden (Marcus 2:5; Lucas 7:48) en hij geeft Zijn discipelen het recht om zonden te vergeven (Johannes 20:23). Zonde doet er dus toe.

Waarom Jezus omging met tollenaars en zondaars, blijkt uit het antwoord dat Hij de farizeeën geeft in Matteüs 9:
Hij hoorde dit en gaf als antwoord: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers.” Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.

Als we het antwoord dat Jezus geeft goed bestuderen, dan blijkt hoe Hij in enkele zinnen laat zien waar het echt om gaat.
Als eerste zegt Hij: Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. In Jezus’ tijd geloofden veel mensen dat er een direct verband was tussen ziek zijn en zonde. Dat zie je o.a. in Johannes 9, waar de discipelen een blindgeborene zien en aan Jezus vragen: ‘Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?’ De discipelen weten niet wie er gezondigd heeft, maar ze zijn er wel zeker van dat er iemand gezondigd heeft. Jezus geeft als antwoord dat er geen verband is tussen zonde en deze ziekte.
In het antwoord aan de farizeeën sluit Jezus aan de ene kant aan bij dit geloof door het te hebben over zieke en gezonde mensen. En aan de andere kant draait Hij het wereldbeeld van de farizeeën en discipelen volledig om. De mensen worden niet ziek van de zonde; hun zonde is de ‘ziekte’!

Jezus ziet de zondaar als iemand die ziek is geworden en behoefte heeft aan genezende zorg, vergelijkbaar met de zorg van een arts. Deze genezende zorg bestaat hier uit oprechte aandacht door samen te eten. Daarmee werd het genezingsproces ingezet en was er ruimte voor het medicijn: ‘besef van zonde, berouw en vergeving’.
Interessant in dit verband is dat Jezus zichzelf hier een ‘dokter’ noemt. Die uitspraak doet denken aan de Bijbelse metafoor van God als geneesheer. De rabbijnse uitleg koppelde deze genezing aan de kracht van de Torah. Genezing van ziekte lag, volgens een vroege commentator op Exodus 15:26, in het luisteren naar en in praktijk brengen van de woorden van de Torah. Wanneer Jezus hier de leidende, genezende, rol op zich neemt, doet Hij iets wat voorbehouden is aan God, of aan de Torah. De uitspraak over de arts laat zien dat Jezus in staat is om zondaars tot berouw te brengen, zoals Hij direct voor dit geschil met Matteüs (Levi) had gedaan.

De uitspraak werpt ook licht op een ander aspect van Jezus: zoals een arts met zieken omgaat zonder die ziekten te hebben, zo is hij immuun voor corruptie in zijn contact met de tollenaars, de vertegenwoordigers van het Romeinse systeem. Dit was het antwoord van Jezus op de impliciete kritiek van de farizeeën dat contact met zondaars tot corruptie zou leiden. Een maaltijd houden is daarom niet alleen een manier om mensen tot berouw te brengen, maar een strategie die de persoon van Jezus typeert, volgens het verhaal van Mattheüs. [7C]

Jezus at met schriftgeleerden en farizeeërs, tollenaars en zondaars.

Dus in het eerste deel van zijn antwoord zegt Jezus: de zonde is het probleem, niet de zondaar. Daarom moet ik juist met deze mensen eten, om Mij met hen te verbinden. Hoe kan ik ze helpen als ik alle contact met ze vermijd? En dat kan Ik doen zonder bang te zijn voor hun zonden. Omdat ik doe wat God van mij wil, hoef ik niet bang te zijn om ‘besmet’ te worden.

Daarna zei Jezus: Overdenk eens goed wat dit wil zeggen. Deze uitspraak was de farizeeën bekend. Hij werd veel gebruikt door rabbi’s. Het was geen verwijt (zo van: ga de tekst die Ik aanhaal eens lezen). Het was een oproep om dat wat ze zagen, wat ze meemaakten, toe te passen in deze situatie.

Jezus sluit af met: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers.” Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.

Met de aanhaling uit Hosea 6:6[1] verwijst Jezus naar de Joodse term Gemillut hesed. Dit zijn niet verplichte, onzelfzuchtige acties binnen onderlinge relaties, die iemand uit liefde voor een ander doet. Omdat ze vrijwillig zijn, is er geen wet van God die dit kan regelen. Dat iemand zó liefde toont, is belangrijker dan vastgelegde verplichtingen. Offers zijn goed, maar werken uit liefde zijn beter.

Betekent dit dat de farizeeërs het helemaal mis hadden? Maakt het niet uit welke daden je laat zien? Je daden maken zeker uit. Volgende week zullen we zien hoe Jezus’ liefde, aandacht en overtuiging zondaars in beweging brengt. En hoe we daarin op Jezus mogen lijken.


Voorlopig kunnen we de conclusie trekken dat Jezus aan tafel zat met tollenaars en zondaars om contact met hen te maken en hen aan te sporen hun wegen te veranderen. Jezus wist zichzelf bovendien gevuld met de kracht van Gods, waarmee hij mensen kon aansporen tot verandering [7D].

De farizeeën keken naar wat iemand deed. Als hij zich hield aan de wetten die onderscheidend waren, dan was iemand rechtvaardig. De daden waren belangrijker dan de persoon. Jezus keek naar wat iemand was. De zonde die hij deed was de ziekte, niet de kern van de persoon. En van deze ziekte moest de persoon genezen door omgang met Jezus.

[1] Hosea 6:6 Want liefde wil Ik, geen offers; met God vertrouwd zijn is meer waard dan enig offer.

De Bijbelteksten in deze blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten
[7] Ottenheijm, E. 2011. “The Shared Meal—a Therapeutical Device The Function and Meaning of Hos 6:6 in Matt 9:10-13.” Novum Testamentum. Vol. 53, No. 1, 1–21. <https://doi.org/10.1163/156853610×493009>
[7A] blz. 5.‌
[7B] blz. 8
[7C] blz. 13-14
[7D] blz. 11

Jezus verkondigt het Koninkrijk van God

Jezus kwam om te getuigen over het koninkrijk van God. Dat God koning is, wordt door de Bijbel bevestigd. Maar voor mensen is het lastig om te zien en te erkennen dat God onze koning is. God is onzichtbaar en Zijn koninkrijk is niet aan te wijzen. Daarnaast worden we geboren in een ander koninkrijk, dat van Satan. Jezus staat op in Satans’ koninkrijk en brengt daarin het goede nieuws van het koninkrijk van God.

Jaarthema: Leven als Jezus (III)

Jezus had meer dan één reden om naar de aarde te komen
Er zijn verschillende teksten die vertellen waarom Jezus als mens naar de aarde kwam. De bekendste reden, die het Christelijk geloof uniek maakt, hebben we eerder gezien: Jezus is gekomen om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen. Als je de evangeliën leest, dan zie je dat dit niet het enige is waarvoor Jezus is gekomen. In dit en het volgende blog kijken we naar een tweede reden.

Gekomen om het goede nieuws over het Koninkrijk van God te brengen
Jezus is in Kafarnaüm (of Kapernaüm, afhankelijk van de gebruikte Bijbelvertaling). Daar onderwijst Hij in de synagoge, waar de mensen diep onder de indruk zijn van zijn lessen. Ook geneest Jezus de zieken die bij Hem gebracht worden. Als Hij zich terugtrekt, dan gaan de mensen Hem zoeken:
Bij het aanbreken van de dag vertrok Hij [Jezus] en ging naar een eenzame plaats. De mensen gingen Hem zoeken, en toen ze Hem gevonden hadden probeerden ze Hem ervan te weerhouden bij hen weg te gaan. Maar Hij zei tegen hen: ‘Ook in de andere steden moet Ik het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen, want daarvoor ben Ik gezonden.’ En Hij maakte dat goede nieuws bekend in de synagogen van Judea. (Lucas 4:42-44).
Jezus weigert om in Kafarnaüm te blijven, met als reden: hij is gezonden om het goede nieuws over het koninkrijk van God te brengen. Dat is de reden dat Hij spreekt in de synagogen van Judea. Jezus moet aan heel het volk vertellen over dit koninkrijk. In dit stukje gaan we dieper in op de vraag: hoe zit het met het koninkrijk van God? Wie is de koning, en waar is Zijn rijk?

Ook in de andere steden moet Ik het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen

God, de (onzichtbare) Koning
Wij wonen in het Koninkrijk der Nederlanden. Bij een koninkrijk hoort een koning(in). Zonder vorst(in) geen koninkrijk! Wanneer Jezus spreekt over het koninkrijk van God, dan moet er dus een koning zijn. En het is duidelijk: die koning, dat is God.
Het idee van God als koning over het Joodse volk en over heel de aarde was niet nieuw voor de Joden. In een aantal Psalmen wordt de HEER bezongen als koning over de aarde (o.a. Psalm 47, 93, 97 en 103). Daarnaast presenteert God Zich in de geschiedenis van Israël als koning over Zijn volk. Wanneer het Joodse volk om een koning vraagt (1 Samuël 8 e.v.), dan krijgen ze koning Saul. God had deze vraag al voorzien, en in Deuteronomium 17 regels gegeven voor een regering door een aardse koning.  Maar Samuël verwijt het volk, net zoals God (1 Samuël 10:17-19) dat ze God als koning hebben verworpen in ruil voor een aardse koning.
Maar toen u zag dat koning Nachas van Ammon u aanviel, zei u tegen mij: “Nee, we willen een koning!” En dat terwijl toch de HEER, uw God, uw koning is. Welnu, hier is de koning die u gekozen hebt, de koning waar u om hebt gevraagd; de HEER heeft u een koning gegeven. Als u de HEER dan maar ontzag en toewijding blijft tonen, Hem blijft gehoorzamen en u niet verzet tegen zijn bevelen! Als u en de koning die over u is aangesteld de HEER, uw God, dan maar trouw blijven. (1 Samuël 12:12-14).

Het koningschap van God in het Oude Testament is wat abstract. God is koning over de hele aarde- dat staat vast – maar het zijn aardse koningen die schijnbaar regeren. Af en toe grijpt God zichtbaar in met een teken of wonder. Meestal is het de koning als ‘gezalfde van de Heer’ die het volk Israël moet leiden in afhankelijkheid van God. Wie de Bijbelboeken Koningen en Kronieken kent, weet hoe weinig dit vaak zichtbaar was. 

De aardse koning faalde vaak om het goede voorbeeld te geven en was daarmee geen beeld van het koningschap van God. Daarnaast worstelde Israël met nog een probleem: de ‘onzichtbaarheid’ van God. Alle volken om hen heen hadden godenbeelden, tastbare en zichtbare ‘goden’. Maar Israël mocht geen beeld van God maken (Exodus 20:4-6). Hij is de ongeziene God. Hoe eer je Iemand die je niet kunt zien, niet kunt aanraken, niet rechtstreeks kunt verstaan? In perioden van onzekerheid en verandering zie je dat de Israëlieten zoeken naar iets wat (be)grijpbaar is. Ze willen een God die ze tastbaar kunnen vereren. Een paar voorbeelden:
 Toen het volk merkte dat Mozes lang wegbleef en maar niet van de berg af kwam, verdrongen ze zich om Aäron en eisten van hem: ‘Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.’ Aäron antwoordde: ‘Neem dan uw vrouwen, zonen en dochters hun gouden oorringen af en breng die bij mij.’ Hierop deden alle Israëlieten zonder aarzelen hun gouden oorringen af en gaven die aan Aäron. Alles wat ze hem brachten smolt hij om en hij goot er een beeld van in de vorm van een stierkalf. Het volk riep uit: ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’ Toen Aäron zag wat er gebeurde, bouwde hij een altaar voor het beeld en kondigde hij aan dat er de volgende dag een feest voor de HEER zou zijn. (Exodus 32:1-5)

Het volk riep uit: ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’

Na rijp beraad besloot hij [koning Jerobeam] om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg op bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god, die u uit Egypte heeft geleid.’ Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde. (1 Koningen 12:28-30)

Als het volk en Jerobeam zeggen: Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid, dan bedoelen ze niet dat God een het gouden kalf is. Het beeld is een avatar van God, een symbool van kracht. Aäron roept een feest uit voor de HEER, maar dat feest is gericht op het gouden kalf. Al is het feest ‘voor de HEER’, ze halen God omlaag. God wordt hanteerbaar, tastbaar: mensen kunnen met hun godenbeeld doen wat ze willen.
Jerobeam gaat nog een stap verder: het beeld van god wordt een middel om politiek te bedrijven, om ervoor te zorgen dat mensen niet naar de tempel in Jeruzalem gaan. Wie een beeld van God maakt, heeft Zijn koningschap niet begrepen. God wil geëerd worden om wie Hij is, niet op basis van onze voorstelling van Hem. Wij maken geen gouden beeld meer van God, maar onze ideeën en voorstellingen over God kunnen er mijlenver naast zitten. Ooit las ik de uitspraak: ‘vertel mij over de God waar je niet in gelooft. Misschien geloof ik ook niet in Hem’. In ons denken en handelen maken we soms van God een karikatuur. Sommigen zien God als een boze, oude man op een wolk die de hele wereld haat. Anderen zien God als een soort Sinterklaas: ‘je zegt een paar gebeden, en God geeft je wat je wilt.’
Als je dit soort beelden maakt, dan is God geen koning meer. Wie Hij is en wat Hij moet doen is dan afhankelijk van ons. Onze aanbidding of afkeer van het godsbeeld bepaalt dan hoeveel eer de koning krijgt. Dat is niet de Koning die Jezus bekent komt maken! Jezus leert ons de Vader kennen, zoals Hij de Vader kent. In Jezus’ leer en leven toont God Zich als de ware Koning.

Waar is het koninkrijk van God?
Een volgend probleem is dat het koninkrijk van God niet fysiek zichtbaar is. De grenzen van het koninkrijk der Nederlanden kun je opzoeken in een atlas, of op Google Earth. Je kunt bij Vaals op het Drielandenpunt staan en zeggen: ik stap nu over de grens. Ik ga van Nederland in één stap naar Duitsland en dan naar België. Geen twijfel mogelijk. Maar waar bevindt zich het koninkrijk van God? God is koning over de hele aarde, maar waar en/of wat is het koninkrijk van God?

De oudste teksten van het Nieuwe Testament zijn geschreven in het Koinè (Grieks), en het woord voor koninkrijk is basileia. Eén van de vertalingen van basileia is ‘fysiek koninkrijk’, een land waarover een koning regeert [3]. (Basileia kan ook worden vertaald met ‘de autoriteit om te regeren’ of ‘koninklijke macht en waardigheid’, al is dat minder gebruikelijk). Maar Jezus sprak (waarschijnlijk) Aramees, en het woord dat Hij gebruikte voor koninkrijk is malkut. Dit heeft een andere betekenis dan ‘fysiek koninkrijk’. 
Malkut verwijst niet naar een geografisch gebied of rijk en ook niet naar de mensen die het rijk bewonen. Malkut verwijst eerder naar de activiteit van de koning zelf, zijn uitoefening van soevereine macht. Als je uitgaat van het woord malkut, dan kan ‘het koninkrijk van God’ ook worden weergegeven als ‘de soevereiniteit van God’ of ‘de koninklijke macht van God’. Daarmee is het koninkrijk van God de plaats waar Gods wil wordt gedaan, het gebied waarover God regeert. De grenzen van dit koninkrijk worden niet bepaald door de atlas, maar door de erkenning van God als Heer [4].

Dit lijkt een cirkelredenatie: God is koning. Een koning regeert over een koninkrijk. Het koninkrijk van God is daar waar God regeert. Zonder de zonde zou dit inderdaad een cirkelredenering zijn. In de tuin van Eden was de mens gelukkig in gehoorzaamheid aan God, de Koning. God regeerde daar. Maar toen de mens ervoor koos om ‘als God te zijn’ (Genesis 3) was dat een daad van rebellie, van ongehoorzaamheid. God bleef koning, maar Zijn heerschappij werd niet langer door de mens erkend. Er komt een nieuwe machthebber in beeld.  Paulus noemt Satan ‘de god van deze wereld’ (2 Korintiërs 4:4).

Als Satan de god van deze wereld is, dan leven alle mensen bij hun geboorte in het koninkrijk van Satan. Dit koninkrijk is het tegenovergestelde van Gods koninkrijk.  Satan kan God niet Zijn koninklijke macht ontnemen. Maar de duivel kan wel – binnen de door God gestelde grenzen – doen wat hij wil. 

De duivel is de overste van deze wereld. Dit heeft de Heer Jezus Zelf gezegd. De wereld staat dus onder zijn heerschappij. God heeft hem niet tot overste van deze wereld gemaakt. Nee, de wereld heeft zich van God, onder Wiens gelukkige heerschappij zij zich bevond, losgescheurd, en zich zó aan de satan onderworpen.
[5]

Het koninkrijk van Satan is aanwezig op de aarde. En dan komt Jezus met kracht in het koninkrijk van Satan om over een ander koninkrijk te getuigen.
Nadat Johannes gevangengenomen was, ging Jezus naar Galilea, waar Hij Gods goede nieuws verkondigde. Dit was wat Hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en geloof dit goede nieuws.’ (Marcus 1:14-15)

Samenvatting: Jezus kwam om te getuigen over het koninkrijk van God. Dat God koning is, wordt door de Bijbel bevestigd. Maar voor mensen is het lastig om te zien en te erkennen dat God onze koning is. God is onzichtbaar en Zijn koninkrijk is niet aan te wijzen. Daarnaast worden we geboren in een ander koninkrijk, dat van Satan. Jezus staat op in Satans’ koninkrijk en brengt daarin het goede nieuws van het koninkrijk van God.

Volgende week kijken we waarom het koninkrijk van God goed nieuws is. Dan gaan we dit gedeelte ook toepassen op het jaarthema: hoe leef je als Jezus in het verkondigen van het koninkrijk.

De Bijbelteksten in deze blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten

[3]  Blue Letter Bible. 2024. “G932 – basileia – Strong’s Greek Lexicon (kjv)”. <https://www.blueletterbible.org/lexicon/g932/kjv/tr/0-1/> . Bezocht: 14 februari 2024
[4] Encyclopædia Britannica. 2018. “Kingdom of God | Christianity.”  <https://www.britannica.com/topic/Kingdom-of-God> . Bezocht: 14 februari 2024
[5] Voorhoeve, HC.  September 2015. “De overste van deze wereld.” <https://www.debijbelvoorjou.nl/wp-content/uploads/2015/09/De-overste-van-deze-wereld-HC-Voorhoeve.pdf>.Bezocht: 15 februari 2024

Leven als Jezus is onze roeping

Jaarthema: Leven als Jezus (II)

Hoe doe je dat, leven als Jezus? In Matteüs staat een tekst die vaak het zendingsbevel wordt genoemd:
En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.  (Matteüs 28: 18-20, NBG-vertaling 1951)

De NBV21 zegt: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen’, maar dat is een mindere vertaling. Een discipel is veel meer dan gewoon een leerling. In zijn boek [1] legt Henk Stoorvogel het verschil tussen een leerling (iemand die interesse heeft) en een discipel goed uit.

“Rond hun zestiende konden de allerbeste [joodse jongens die konden leren] solliciteren bij een rabbi met smicha [autoriteit].[…] Het hoogste goed voor een jongen was het bereiken van de status van rabbi. Zoals vandaag de dag elk jongetje voetballer wil worden, zo was toen de algemene wens dat jongetjes het zouden schoppen tot discipel van een rabbi en misschien wel tot rabbi.

De jongens die niet tot de besten van de klas behoorden, keerden terug naar het familiebedrijf. Ze hielpen mee fruit plukken, olijven telen, koren verbouwen, huizen bouwen of vissen. Petrus en Andreas en Jacobus en Johannes hadden hun kans gemist. Zij waren niet goed genoeg geweest om aangenomen te worden door een rabbi, dus waren ze teruggekeerd naar het bedrijf van hun vader. Dat was geen schande, maar de realiteit voor het gros van de jonge mannen.

Nu kwam er echter een rabbi met smicha een kijkje nemen op hun werk en hij nodigde hen uit om hem te volgen. Zij hoefden niet te solliciteren, maar hij koos hen. De uitnodiging betrof die tot discipelschap. Het Hebreeuwse woord voor discipel is talmid. Het basisidee van de talmid is dat je wordt zoals de rabbi is. Daar draait het om. Het gaat er niet om dat je leert wat de rabbi weet, of ontdekt wat de rabbi kan. Het doel is dat je uitgroeit tot een kopie van de rabbi. Wanneer Jezus de discipelen roept, zegt hij daarmee: ‘Ik geloof dat jullie zo kunnen worden als ik!’ ”
[…]
De discipelen van Jezus wisten vanaf het begin waar zij voor tekenden, toen zij hun netten in de steek lieten. De belofte was geweldig: ‘Jullie zullen worden zoals ik ben.’ Maar de toewijding zou ook volkomen moeten zijn. Wij bieden in onze kerken ‘discipelschapscursussen’ aan, waarbij je in zeven avonden van anderhalf uur leert hoe je kunt leven als volgeling van Jezus. In de beleving van de joden uit Jezus’ tijd is dat een lachertje. Dat is geen discipelschap, maar interesse.
[…]
Discipelschap, in de ware zin van het woord, slokt een mens volledig op. Het is niet iets wat je erbij doet, of waar je af en toe aandacht voor hebt, maar iets wat elk uur van je dag kleurt. Met als het grote perspectief dat je exact zo zult worden als de rabbi. Wanneer hij de roeping van de twaalf discipelen beschrijft, zegt Marcus dat Jezus hun uitkoos ‘opdat zij bij hem zouden zijn’. Dat was het doel.”


Ergens is dit vreemd. Vorige week hebben we gezegd: ‘wij kunnen niet alles doen wat Jezus deed’. En toch belooft Jezus aan Zijn discipelen: jullie zullen worden zoals Ik ben. Hoe kan dat? Hoe kunnen we leven als Jezus zonder Hem te zijn? Is er in de Bijbel een aanwijzing te vinden hoe we in deze spagaat moeten handelen?

Jezus en zijn discipelen zijn op weg naar Jeruzalem. Jezus heeft een aantal keren verteld dat Hij in Jeruzalem zal sterven, maar het dringt niet door tot zijn volgelingen. Zij dromen nog steeds van een aardse Messias, van een koninkrijk hier-en-nu. Jezus gaat naar Jeruzalem: nù zal het gebeuren! Johannes en Jacobus proberen voor te dringen op de dingen die komen gaan. Ze vragen of zij aan Jezus’ rechter- en linkerhand mogen zitten als Hij koning is. De andere leerlingen nemen hen dat kwalijk.
Toen de andere leerlingen hiervan hoorden, namen ze het de beide broers kwalijk. Jezus riep hen bij zich en zei: ‘Jullie weten dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, moet dienaar van de anderen zijn, en wie van jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van de anderen zijn – zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’ (Matteüs 20: 24-28).

Jezus doet een uitspraak, die je in twee delen kunt knippen:

  1. De Mensenzoon is niet gekomen om te gediend te worden, maar om te dienen.
  2. De Mensenzoon is gekomen om zijn leven te geven als losgeld voor velen.

De tweede uitspraak is uniek voor Jezus Zelf. Hij zegt niet dat zijn discipelen dat ook moeten doen. Zij kunnen daarin niet zo zijn als Jezus. Hij geeft zijn leven als losprijs voor velen: eenmalig, voor altijd genoeg.

Maar de discipelen, die moeten worden als Jezus, en die in Handelingen een belangrijke positie innemen, moeten wel dezelfde houding hebben die Jezus hierin heeft. Als ze belangrijk willen zijn, als ze de eerste plaats willen innemen, dan moeten ze één ding doen: dienen! Deze les is zo lastig voor de leerlingen dat Jezus die een paar dagen later nog een keer herhaalt.

In Johannes 13 lees je dat Jezus de voeten van zijn discipelen wast. Het wassen van de voeten was slavenwerk. De minste dienaar moest dit vieze karweitje doen. Het wassen van de voeten van gasten was ook een daad van gastvrijheid. Het werd niet alleen gedaan om hygiënische redenen, maar ook als een symbolische erkenning van eer en van de sociale positie van de bezoeker [2A]. Er was daarom geen rabbi die zich daartoe verlaagde. Zijn leerlingen zouden uit eerbied de voeten van de rabbi moeten wassen, niet andersom. Maar de discipelen zijn nog teveel bezig met een aards koninkrijk, met hun eigen belang. Ze gaan écht niet de minste zijn. En dus wast Jezus hen de voeten – de meerdere dient de mindere.
Toen Hij [Jezus]  hun voeten gewassen had, deed Hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats. ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?’ vroeg Hij. ‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen. Werkelijk, Ik verzeker jullie, een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt. (Johannes 13: 12-17)

Om uit te leggen wat Jezus deed toen hij de voeten van zijn discipelen waste, spreken theologen vaak over hoe Jezus, de belangrijkste, zichzelf vernedert.  Hij verricht een dienst die past bij een slaaf of persoon van lage rang. Als Jezus bereid is zo’n vernederend en nederig werk te doen, zouden zij die hem als Heer dienen (13:16) ook bereid zouden moeten zijn om hetzelfde en zelfs méér te doen. Zo wordt nederige dienstbaarheid in de gemeente op een radicale manier gedefinieerd als de ware aard van echte liefde.

Je kunt ook op een andere manier naar de voetwassing kijken.  Dan ligt de focus niet in de eerste plaats ligt op het zichzelf vernederen, maar eerder op de intensiteit van de liefde van Jezus. Je kijkt naar hoe ver de liefde zou gaan. Wanneer Jezus spreekt over wat hij heeft gedaan, noemt hij zichzelf geen nederige dienaar, maar “Heer en Leraar/Rabbi” (13:13). Wat hij heeft gedaan, deed hij als hun Heer en Leraar. Dat is een aanwijzing dat Jezus, als de belangrijkere persoon, niet de voeten van zijn discipelen waste om zichzelf te vernederen. Hij deed dat als de belangrijkste persoon om zijn intense liefde te illustreren. Zo’n liefde is niet gericht op het bevorderen van de eigen positie, maar op het belang van medegelovigen [2B].

Beide interpretaties van de voetwassing passen bij de gedeelten die we gelezen hebben. Leven als Jezus wil zeggen dat je uit Zijn liefde leeft. Deze liefde kun je niet voor jezelf houden. De liefde die Jezus geeft is niet ik-gericht. Jezus gaf zijn leven als losprijs voor velen, gedreven door Zijn liefde. Deze liefde was alleen maar gericht op het belang van andere mensen, op ons belang. En dan zegt Jezus: Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, moet dienaar van de anderen zijn, en wie van jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van de anderen zijn (Matteüs) en Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.(Johannes).

Hiermee komen we uit de spagaat. De eerste drijfveer om iets te zijn, om iets te doen, moet liefde zijn. Je moet niet zoeken naar eer, naar aandacht, naar bewondering. Je moet iets zelfs niet alleen maar doen, omdat jij er goed in bent. Jezus zegt: doe wat Ik heb gedaan. Ik wilde datgene doen waar jullie ‘te goed’ voor waren. Niet om je de oren te wassen, maar om je ogen te openen! Als mijn liefde je ergens toe drijft, dan ben je daar niet ‘te goed’ voor.

Vraag tussendoor: Jezus zegt dat je slaaf en dienaar van de anderen moet zijn. Hoe ver gaat dit?

De uitspraak van Jezus betekent niet dat je altijd, op elk moment, klaar moet staan voor de kerk. Het betekent ook niet dat je blind moet doen wat een spreker, oudste of voorganger beweert. Jezus wil dat we discipelen zijn; we zijn geen robots zonder gevoel of verstand. Jezus werkte geen 24 uur en 7 dagen per week. Hij nam tijd om te bidden, te eten en te slapen. Wij moeten ook voor onszelf zorgen om te kunnen zijn als Jezus. Het gaat erom dat we, als Zijn liefde ons beweegt om iets te doen, volmondig ‘ja’ zeggen en Hem volgen.

Om over na te denken:

  • Ben je bereid om ‘ja’ te zeggen als Zijn liefde je in beweging zet?
  • Wat mag het je kosten om Zijn liefde te laten zien?
  • Hoe zorg je ervoor dat je, bij het volgen van Jezus, ook goed voor jezelf zorgt?

De Bijbelteksten in deze blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

VOETNOTEN

[1] Stoorvogel, H. 2015. Jezus leven / 2e druk: volgen in het ritme van de rabbi. Voorhoeve. Blz. 52-55

[2A] Watt, J. van der. 2017. “The Meaning of Jesus Washing the Feet of His Disciples (John 13).” Neotestamentica. Vol 51, No. 1,  25–39. Blz. 30 <https://doi.org/10.1353/neo.2017.0001>.
[2B] Idem, blz. 31-32.

Leven als Jezus: kan dat?

Jaarthema: Leven als Jezus (I)

In onze kerk werken we met een jaarthema. Van augustus 2022 tot en met juli 2024 was dat thema: Leven als Jezus. Nu denk je misschien: een jaarthema dat twee jaar duurde? Dat klopt! Na het eerste jaar was er nog zoveel te zeggen dat we er het tweede jaar gewoon mee doorgingen.

Leven als Jezus, waar denk je dan aan? Bij mij komen er dan snel allerlei liedjes naar boven. Zoals ‘Eén Gebed’ van Matthijn Buwalda.

Heer, ik heb maar één gebed,
Ik heb maar één gebed
Dat ik meer en meer op U ga lijken.

En U bent het waard om net als U te willen zijn.

De vraag is wel: kunnen we leven als Jezus? En wat is dat dan, leven als Jezus?

In Kolossenzen 1: 12-20 schrijft Paulus een loflied op Jezus, God de Zoon.
Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden.
Beeld van God, de onzichtbare, is Hij, eerstgeborene van heel de schepping: in Hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk.
Oorsprong is Hij, eerstgeborene uit de dood, om in alles de eerste te zijn: in Hem heeft heel de volheid willen wonen en door Hem en voor Hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.

In dit loflied wordt Jezus ‘beeld van God’ genoemd, degene ‘door wie alles is geschapen en waarin alles bestaat’. Hij is ‘oorsprong, eerstgeborene uit de dood, in alles de eerste, hoofd van de kerk’.
Dat zijn titels die wij als mens nooit kunnen krijgen. Wij scheppen niet, wij zijn niet het hoofd van de kerk. In die zin kunnen wij dus nooit ‘leven als Jezus’. 

Wat dan wel? Betekent ‘leven als Jezus’ dat we precies hetzelfde moeten doen als wat Jezus deed toen Hij als mens op aarde leefde? Laten we eens een klein lijstje maken van dingen die Jezus deed toen Hij op aarde was:

  • Jezus verbaasde op twaalfjarige leeftijd de leraren in de tempel met Zijn inzicht en antwoorden (Lucas 2: 41 – 47). In onze tijd zou dat zoiets zijn als een groep dominees en theologen verbaasd laten staan.
  • Jezus liet zich dopen in de Jordaan (Matteüs 3: 13-17; Marcus 1: 9-11 Lucas 2:21-23; Johannes 1: 29-34).
  • Jezus ging naar de woestijn om verzocht te worden door de duivel (o.a. Matteüs 4: 1-11).
  • Jezus veranderde water in wijn (Johannes 2: 1-11).
  • Jezus riep twaalf leerlingen, die Hem drie jaar lang dag-en-nacht volgden (o.a. Marcus 3: 13-19;  Lucas 5: 1-11; Johannes 1: 35-51.)
  • Jezus vergaf zonden (o.a. Lucas 5: 17-20).
  • Jezus genas zieken (o.a. Matteüs 8).
  • Jezus liet een storm in één keer bedaren (o.a. Marcus 4: 35-41).
  • Jezus wekte mensen op uit de dood (Marcus 5:35-43; Lucas 7: 11-17; Johannes 11: 1-44).
  • Jezus koos er doelbewust voor om te sterven aan het kruis (o.a. Marcus 8:31-32; Marcus 9: 30-32; Lucas 24: 5-8).
  • Door Jezus’ offer aan het kruis heeft Hij ons schoon gewassen van onze zonden (o.a. Hebreeën 9:11-10:25).

Dit is een lijst die wij niet na kunnen doen. Als ‘leven als Jezus’ betekent dat we alles moeten doen wat Jezus heeft gedaan, dan kunnen we er beter niet aan beginnen. Niemand van ons kan een ander verlossen van de zonden (en gelukkig hoeft dat ook niet!).

En toch…leven als Jezus is mogelijk! We kunnen, net als Jezus, macht en kracht ontvangen om Gods werk te doen. Vanuit Gods kracht kunnen we in ons hele leven wandelen als Hij. Paulus zegt niet voor niets in 1 Korintiërs 11:1: Dus volg mij na, zoals ik Christus navolg.
‘Leven als Jezus’ is mogelijk. Sterker nog, het is onze roeping! Volgende week kijken we daar verder naar.

Om over na te denken

  1. Wat betekent voor jou: leven als Jezus?
  2. Wat zien mensen aan je als je leeft als Jezus?

Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021.