God zien in de crisis (2)

In het vorige stuk keken we hoe Mozes midden in de crisis God wilde zien. God gaf hem wat hij vroeg. Nu kun je denken: God ging met Mozes om als een vriend. Daarom luisterde God en deed Hij wat Mozes vroeg. Maar wat als je weet dat je niet zo heel dicht bij God leeft? Wat als je dan God wilt zien?

De man die alles zelf regelt
Jakob verwacht een crisis. Zijn broer Esau komt met een klein leger zijn kant op. Jakob weet: ik heb Esau in het verleden bedrogen. Hij heeft Esau de zegen voor de oudste zoon (het eerstgeboorterecht) afgetroggeld voor een kommetje linzen. Later heeft hij zich verkleed als Esau om deze zegen te stelen. Nu komt Esau vast wraak nemen. Voor de eerste keer in zijn leven weet Jakob niet wat hij moet doen.
Jakob is een meester in het zelf oplossen van problemen. Ook wanneer God hem heeft verteld dat Jakob er niet alleen voor staat, dat God bij hem is, dan nog zorgt Jakob er wel voor dat dingen gaan zoals hij wil. Niet alleen met de zegen van zijn vader. Wanneer zijn oom Laban -ook een grote bedrieger- Jakob wil benadelen, dan neemt Jakob zijn maatregelen. Niet door naar God te gaan, maar door te knoeien met stokjes. Laban belooft aan Jakob alle gespikkelde en gevlekte dieren die geboren worden. Daarna zorgt hij ervoor dat Jakobs kudde geen enkel gespikkeld of gevlekt dier heeft, zodat er weinig kans is op jongen met spikkels. Wat doet Jakob?
Jakob brak jonge takken van populieren, amandelbomen en platanen en schilde ze zo dat het wit van de takken in strepen bloot kwam.  Die afgeschilde takken legde hij in de drinkbakken. Wanneer de geiten kwamen drinken, werden de wijfjes, die tegenover de bokken stonden, namelijk bronstig.  Als ze bij de takken gepaard hadden, wierpen ze gestreepte, gespikkelde en gevlekte jongen. De schapen zette Jakob apart en hij zorgde ervoor dat hun koppen bij het paren gericht waren naar de dieren van Laban die gestreept of zwart waren. Zo vormde hij zijn eigen kudden, die hij gescheiden hield van Labans vee. Steeds als de sterke geiten bronstig werden, legde Jakob de takken vlak voor hun ogen in de drinkbak, zodat ze bij de takken zouden paren.  Maar was het zwak vee, dan gebruikte hij de takken niet. Zo kreeg Laban de zwakke dieren en Jakob de sterke. (Genesis 30: 37-42)

Wat Jakob doet is op z’n best bijgelovig en op z’n slechtst een vorm van toverij. Het heeft in elk geval niets te maken met een vertrouwen op God. Terwijl Jakob van God Zelf de volgende belofte gekregen had:
Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven. Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden. Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’ (Genesis 28:13-15)
Maar Jakob heeft die belofte van God ‘niet nodig’. Hij regelt zijn eigen zaakjes wel.

Met lege handen
Deze keer is het mislukt. Jakob had boden naar Esau gestuurd om bij daar te slijmen, maar het resultaat is niet wat hij verwachtte.
Toen de boden bij Jakob terugkwamen, meldden ze hem: ‘We zijn bij uw broer Esau geweest, en hij komt u tegemoet, met vierhonderd man.’ 
Jakob schrok hevig, het angstzweet brak hem uit. Daarom verdeelde hij zijn mensen over twee kampen, evenals zijn schapen en geiten en zijn runderen en kamelen.  Als Esau op het ene kamp afkomt en daar alles doodt, dacht hij, kan het andere kamp tenminste nog ontkomen. En hij bad: ‘God van mijn voorvader Abraham, God van mijn vader Isaak, HEER, die tegen mij gezegd heeft: “Ga terug naar je land, naar je familie, Ik zal jou voorspoed geven” – ik ben alle weldaden en al de trouw die U aan mij, uw dienaar, bewezen hebt niet waard. Met alleen mijn stok ben ik indertijd de Jordaan hier overgestoken, en nu kan ik mijn mensen zelfs over twee kampen verdelen.  Ik smeek U, red mij uit de handen van Esau, mijn broer, ik vrees dat hij ons zal aanvallen en mij en iedereen zal doden, ook de kinderen en hun moeders.  U hebt immers zelf gezegd: “Ik zal jou grote voorspoed geven en zo veel nakomelingen als er zand is bij de zee – niet te tellen zullen ze zijn.”’
(Genesis 32:7-13).

Nog steeds doet Jakob waarin hij het beste is: hij verzint een oplossing. Hij splitst zijn bezittingen, zodat een deel aan Esau kan ontkomen. Een echte oplossing is het niet. Pas dan, als Jakob door al zijn mogelijkheden heen is, doet hij wat hij altijd had moeten doen: hij bidt. Niet dat hij de twee kampen weer samenvoegt. En hij stuurt cadeaus naar Esau, misschien dat hij zijn probleem toch nog zelf op kan lossen. Midden in de crisis blijft Jakob van twee walletjes eten. Een beetje van zichzelf en een beetje van God. Wie weet wat hem zal helpen. Misschien komt God wel in actie.

God als een soort ‘plan B’. Wat is Jakob herkenbaar menselijk. Je hoort hem denken: ik heb alles gedaan wat ik kan verzinnen. Laat ik nu ook nog God om hulp vragen. Baat het niet, dan schaadt het niet. Wie weet komt God in actie. Je kunt nooit weten.

God komt in actie (op een wonderlijke manier).
Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf zonen. Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant.  Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak. Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht.  Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’
De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij.  Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’  Jakob vroeg: ‘Zeg me toch uw naam.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar.  Jakob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en toch is mijn leven gered.’  Zodra hij bij Penuel was overgestoken, ging de zon over hem op. Jakob liep mank.
(Genesis 32:23-32)

God komt en worstelt met Jacob. Wat Jakob ook verwacht had, dat niet. Het is wonderlijk: Jakob herinnert God aan Zijn beloften. Op basis van die beloften verwacht hij dat God zal doen wat Jakob wil. Maar in plaats daarvan komt God met hem vechten. Nog wonderlijker: God kan niet winnen van Jakob. Beter gezegd: God wil niet van Jakob winnen. Dit is het keerpunt in Jakobs leven. Hij moet kiezen. Wil hij met of zonder God verder gaan?  Wil hij alles zelf oplossen of op God vertrouwen? Natuurlijk had God van Jakob kunnen winnen. Net zo eenvoudig als Hij de heup van Jakob kon ontwrichten had Hij hem in het stof kunnen gooien. Maar dan had Jakob nooit geleerd dat het om zíjn keuze gaat. Dan had hij gebogen uit angst. Dat is niet het doel van deze ontmoeting. Jakob moet kiezen: alleen doorgaan, of achter de Here aan.

Die keuze is er pas, nadat God zijn liefde, Zijn nabijheid, al Zijn goedheid heeft laten zien. Al Zijn goedheid laten zien? God vocht met Jakob!
Ja, hij worstelt met God. Midden in de crisis komt hij God tegen, en zichzelf. Reken maar dat het een worsteling voor Jakob is geweest. Hij moest zijn hele leven onder ogen zien: zijn keuzes, zijn ‘slimheid’, zijn leugens. Hij wordt geconfronteerd met alle ellende die hij heeft veroorzaakt. En al die tijd kan hij niets doen. God worstelt met hem, Jakob kan niet winnen. Hij had kunnen weglopen. Hij had kunnen zeggen: ‘God, ik red me wel.’ Dat doet hij niet. Hij maakt de worsteling af, totdat God hem zegent.

Mozes en Jakob, allebei zagen ze God. Mozes in alle rust, met God die hem vriendelijk, zegenend voorbij ging. Jakob met strijd en zorgen, worstelend en gehavend. De overeenkomst is: in de crisis zochten ze God. Ze lieten Hem niet gaan. Beiden gingen niet weg, totdat God hen had gezegend.

Misschien zit jij in een crisis die je zelf hebt veroorzaakt. Misschien worstel je met God: waarom moet het allemaal zo lopen? Weet dit: net als Jakob kun je een keuze maken. Of je lost het zelf wel op, waarbij je verliest. Of je worstelt met God, totdat Hij je zegent.

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

God zien in de crisis (1)

Het begon zo mooi. Israël is vrij. De farao en zijn leger zijn verdronken in de Rode zee. God heeft zijn volk naar Zijn berg gebracht. Ze krijgen eerlijke wetten, God Zelf sluit een verbond met Israël.

En in een paar hoofdstukken gaat het helemaal mis. Mozes blijft ‘te lang’ weg. Het volk Israël maakt een gouden kalf en verlaat God. Drieduizend mensen worden gedood vanwege deze zonde. En alsof dat nog niet genoeg is: God wil niet langer met het volk meegaan. Het verbond is beschadigd.
De HEER zei tegen Mozes: ‘Vertrek van hier, met het volk dat je uit Egypte hebt weggeleid, en ga naar het land waarvan Ik Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat Ik het aan hun nakomelingen zou geven,  een land dat overvloeit van melk en honing. Ik zal een engel voor je uit sturen en Ik zal de Kanaänieten, de Amorieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten verdrijven. Maar Ik trek niet met jullie mee, want jullie zijn een onhandelbaar volk en Ik zou jullie daarom onderweg kunnen doden. (Exodus 33: 1-3)

Misschien denk je: had ik maar een engel die mij de weg wijst. Daar is zelfs een televisieserie met 9 seizoenen van gemaakt: Touched by an Angel. Zou het niet geweldig zijn, een engel van God die je vertelt wat je moet doen?
Mozes vindt het helemaal niet geweldig! Mozes zoekt niet alleen naar Gods leiding, hij zoekt naar een herstel van het verbond. Als God alleen maar een boodschapper stuurt, dan is de verhouding tussen Israël en God nog steeds verstoord. Mozes onderhandelt met God, hij wil dat God Zélf meegaat.
Mozes zei tegen de HEER: ‘U draagt mij wel op het volk verder te laten trekken, maar U hebt mij niet laten weten wie U met mij mee zult sturen, terwijl U toch gezegd hebt: “Jou heb Ik uitgekozen, jou ben Ik goedgezind.”  Als dat werkelijk zo is, laat mij dan weten wat uw plannen zijn. Dan leer ik U kennen en weet ik zeker dat U mij goedgezind bent. Vergeet toch niet dat deze mensen uw volk zijn.’ De HEER antwoordde: ‘Moet Ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen?’ 
Mozes zei: ‘Als U niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken.  Hoe zou moeten blijken dat U mij goedgezind bent, mij en ook uw volk, tenzij U met ons meegaat? Alleen dan nemen wij immers een bijzondere plaats in onder de volken die de aarde bewonen.’  De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik verzeker je dat Ik zal doen wat je vraagt, want Ik ben je goedgezind en Ik heb je uitgekozen.’
(Exodus 33: 12 -17)

Wat krijgt Mozes veel voor elkaar. Eén gebed, vanuit het hart en gericht op Gods eer, en God gaat weer met het volk mee. Als de machtigste partij herstelt God het verbond. Israël is weer Gods volk. Mozes is hier een beeld van Jezus: hij is een middelaar. Waar de mensen van wie Mozes houdt het helemaal hebben verpest, daar kan Mozes voor God staan. Hij bidt niet voor zichzelf, maar om vergeving en herstel. En God verhoort hem. De weg naar God is weer open, God gaat verder met de mensen die Hij uitgekozen heeft.
Veel onderhandelaars zouden nu denken: ‘prijst God, het doel is bereikt. De Almachtige blijft bij ons, juist in de zwaarste omstandigheden.’

Mozes is nog niet tevreden, hij vraagt meer.
Laat mij toch uw majesteit zien,’ zei Mozes.  Hij antwoordde: ‘Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen: Ik schenk genade aan wie Ik genade wil schenken, en Ik ben barmhartig voor wie Ik barmhartig wil zijn. Maar,’ zei Hij, ‘mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.’ (Exodus 33: 18-20)

Mozes kende God al, maar eerder vroeg hij: laat mij dan weten wat uw plannen zijn. Dan leer ik U kennen en weet ik zeker dat U mij goedgezind bent. Daarom wil Mozes Gods majesteit zien. Het is crisis. Het voortbestaan van Israël staat op het spel. Ze hadden het bijna zonder Gods nabijheid moeten doen. In deze situatie heeft Mozes één wens: Gods majesteit zien. Niet uit nieuwsgierigheid, maar vanuit verlangen. Als God zich laat zien, dan is Hij zeker genadig.

Wij kennen de symboliek van een verbondssluiting niet meer, zoals de Israëlieten die kenden. Als er een verbond gesloten werd, dan moest de zwakkere partij komen opdraven. Zij moesten de sterkere partij eer bewijzen en trouw beloven. De sterkere partij kon een boodschapper (zelfde woord als engel) sturen. Of hij kwam zelf. Als de sterke partij zelf kwam, dan was dat vaak om beloften te doen, om genade te tonen. Dat is wat Mozes hier vraagt: laat mij uw majesteit zien, laat uzelf zien zodat ik weet dat U ons genade toont.
De Herziene Statenvertaling heeft deze betekenis beter meegepakt, door vers 19 als volgt te vertalen: Maar Hij zei: Ík zal al Mijn goedheid bij u voorbij laten komen, en in uw aanwezigheid zal Ik de Naam van de HEERE uitroepen. God laat zijn goedheid zien, wanneer hij Mozes’ gebed beantwoordt. Daarmee belooft Hij Zijn zeken aan de zwakkere partij, aan Zijn volk.

Mozes weet: hoe bont Israël het ook heeft gemaakt, God is genadig. Hij wil Zijn majesteit laten zien. Juist in de crisis durft Mozes te vragen. Juist in de crisis vecht Mozes om God te herinneren aan Zijn beloften, Zijn verbond. God antwoordt: Hij laat Zijn majesteit zien, Hij is genadig.

Weet jij, net zoals Mozes, waar je heen moet in een crisis? Kijk je naar de omstandigheden, naar jezelf? Of vraag je God of Hij Zijn majesteit wil laten zien?

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Hoe stevig staat jouw huis?

In 2011 was ik met mijn gezin op vakantie in Indonesië. Op Oost-Java kwam ik deze borden tegen. Het eerste is een waarschuwing voor tsunami’s. Het tweede wijst de weg naar een huis om in te schuilen, als er een tsunami komt.

Dit is zinvol. Bij een eerdere tsunami op Java zijn de meeste mensen overleden omdat ze werden geraakt door een meegesleurde boom of auto, niet door de tsunami zelf. In een stevig gebouw ben je veiliger dan buiten.

Het is een goed idee om mensen te waarschuwen voor gevaar, en nog beter om een uitweg te bieden. Alleen…dan moet de oplossing wel geschikt zijn. Weet je hoe het gebouw waar dit bord heen leidde eruit zag? Zo:

De kwaliteit van het huis doet er toe. Het kan letterlijk het verschil tussen leven en dood zijn. Jezus vergelijkt mensen die naar Hem luisteren met mensen die een huis bouwen. Een huis dat getroffen wordt door een overstroming.
Waarom roepen jullie “Heer, Heer” tegen Mij, maar doen jullie niet wat Ik zeg? 
Ik zal jullie vertellen op wie degene lijkt die bij Me komt, naar mijn woorden luistert en ernaar handelt:  hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en het fundament op rotsgrond legde. Toen er een overstroming kwam, beukte het water tegen het huis, maar het stortte niet in omdat het degelijk gebouwd was.  Wie wel naar mijn woorden luistert maar niet doet wat Ik zeg, lijkt op iemand die een huis bouwde zonder fundament, zodat het meteen instortte toen het water ertegen beukte en er alleen een bouwval overbleef.
(Lucas 6:46-49)

Let op wat Jezus zegt: de overstroming komt bij beide huizen. Van beide bouwers wordt het huis flink door elkaar geschud. De man die zijn huis op de rots heeft gebouwd, moet na de overstroming opruimen. Misschien zelfs schade herstellen en opnieuw verven. En dat kost tijd, geld en moeite.
Op sociale media kom ik geregeld berichtjes tegen, die een variatie zijn op het volgende thema: post ‘amen’ onder dit bericht, en God geeft je alles wat je wilt. Wie ‘amen’ zegt, zal nooit meer lijden. En daaronder staan duizenden reacties: amen, amen, amen.

Maar dat is niet wat Jezus hier schetst. Het water beukt tegen het huis op de rots. Het voelt angstig en onzeker en er is schade. Toch is er na de overstroming een groot verschil met het huis zonder fundament. Het huis op de rots blijft een huis. Het huis zonder fundament is een bouwval.

Als je luistert naar wat Jezus zegt en dat doet, dan is jouw fundament in orde. Hoe bouw jij je levenshuis?

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Jezus geeft rust voor vermoeiden

In een wereld vol drukte en stress biedt Jezus ons rust. Ondanks zijn eigen drukke leven als rabbi, nodigt Hij iedereen uit om bij Hem te komen voor verlichting van hun lasten. Rust in Bijbelse betekenis gaat niet om ontspanning, maar om vertrouwen in God en het luisteren naar Zijn stem. De sabbat en het sabbatsjaar illustreren hoe God rust voor zijn volk creëert. Jezus’ uitnodiging geeft hoop, maar vereist ook dat we zijn leer volgen en onze zorgen aan Hem toevertrouwen.

Druk, druk, druk
Iedereen lijkt het druk te hebben. Alles gaat steeds sneller – of het lijkt zo. Wie heeft er nog tijd? Dan sla je de Bijbel open, en je leest:
Kom allen bij Mij [Jezus], jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, Ik zal jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ (Matteüs 11: 28-30)

Kan dat echt? Is er in deze drukke wereld rust te vinden? En wat heeft Jezus ons te bieden?

Had Jezus zo’n rustig leven?
Jezus spreekt deze woorden als Hij ongeveer één jaar rondtrekt als rabbi. In die tijd heeft Hij weinig rust gehad. Hoe langer Hij rondtrok, hoe bekender Zijn naam werd. Waar Hij kwam, daar verdrongen zieken zich om door Hem genezen te worden. De mensen kwamen in grote groepen naar Hem luisteren en ze gunden Hem geen rust. Zelfs als Hij een rustige plaats opzocht, dan kwamen de mensen nog achter Hem aan. Hij onderwees zijn leerlingen en bereidde hen voor om het evangelie te verkondigen. Jezus had geregeld botsingen over wie Hij was en wat Hij leerde, zowel met zijn directe familie als met het godsdienstig gezag. Jezus trok rond om in alle plaatsen het goede nieuws te brengen. Daarbij had Hij in het begin niet eens een eigen plaats om te slapen (Matteüs 8).

Over een ‘druk leven’ en een ‘overvolle agenda’ gesproken. Jezus had helemaal geen rust. Als wij Hem een advies konden geven, dan hadden we misschien gezegd: ‘Jezus, U werkt veel te hard. Zorg dat U ook eens aan uzelf toekomt. Of lees een zelfhulpboek over ontspanning.’ Jezus ziet dat heel anders. Hij roept ‘jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan’ om bij Hem te komen. Hij biedt hen (en ons) rust aan! Blijkbaar kan Jezus, ondanks zijn volle agenda, rust geven. Hoe bestaat het?

Wat is rust?
Wat biedt Jezus ons aan? Wat is rust? Gaat het hier om het vermijden van stress, voldoende ontspanning nemen? Of heeft Hij het over iets anders?
Als je in de Bijbel kijkt wat ‘rust’ inhoudt, dan ontdek je al snel dat rust veel kanten heeft. Rust is in elk geval iets heel anders dan rustig aan doen, of luieren.

Als God Zijn volk rust geeft, dan doet Hij dat door speciale momenten in te stellen: de sabbat en het sabbatsjaar.
In Deuteronomium 5 lezen we over de sabbat: Neem de sabbat in acht, zoals de HEER, uw God, u heeft geboden; het is een heilige dag.  Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is de sabbat, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw runderen, uw ezels en al uw andere dieren, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen; want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u.  Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de HEER, uw God, u met sterke hand en opgeheven arm bevrijdde. Daarom heeft Hij u opgedragen de sabbat te houden. (vers 12-15)

Rust hebben is tijd hebben. Niet voortgedreven worden door arbeid of slavernij. Een slaaf moest, zeker in de tijd van Deuteronomium, altijd en overal klaarstaan. Wat de meester zei dat moest direct gebeuren. Er was geen moment om stil te staan, geen moment om op adem te komen. En nauwelijks een moment om volledig op God gericht te zijn. Een slaaf was een levend gebruiksvoorwerp, bestemd voor de arbeid. Maar God grijpt in. Hij geeft een rustdag, aan Hem gewijd. God geeft ruimte om naar Hem te luisteren, om Hem te eren. Een dag om op adem te komen, om blij te zijn. Een dag waarop mens en dier bij God kunnen komen zonder de dwang van de dagelijkse arbeid en zorgen. Rust is ruimte hebben om naar God te luisteren.

In Leviticus 25 stelt God een Sabbatsjaar in. Eén keer in de zeven jaar moet het land onbebouwd blijven. Dat jaar moesten de Israëlieten rustig leven in vertrouwen op God, met eerbied voor alles wat Hij heeft gemaakt: mens, dier en aarde. Rust hebben is God vertrouwen. Vertrouwen dat Hij voor je zorgt, dat jij los kunt laten, omdat Hij alles in handen heeft.

De Joden hebben zich niet altijd gehouden aan de sabbat en het sabbatsjaar. Dat doet niets af aan het principe: deze bijzondere momenten laten zien hoe God rust geeft.

Rust door vertrouwen
Ook buiten het sabbatsjaar geeft vertrouwen in God rust. En het loslaten van dit vertrouwen, zelf de teugels in handen nemen, veroorzaakt onrust. De geschiedenis van koning Asa (2 Kronieken 14 – 16) is hier een goed voorbeeld van.
Koning Asa begint zijn regering als koning van Juda goed. Hij wil doen wat God zegt. Daarom geeft God hem rust. In de eerste periode van Asa’s regering is er geen oorlog. De steden worden opgebouwd. Afgodsbeelden verdwijnen uit het land, het gaat weer om God. Op het moment dat een buitenlandse krijgheer Juda binnenvalt, geeft God aan Asa, die op de Here vertrouwt, een grote overwinning. Profeten sporen Asa aan om met meer enthousiasme te doen wat God zegt. En het hele volk merk het resultaat:
In de derde maand van het vijftiende regeringsjaar van Asa kwamen ze in Jeruzalem bijeen. Ze offerden die dag aan de HEER zevenhonderd runderen en zevenduizend schapen en geiten uit de buit die ze hadden meegebracht. Ze beloofden plechtig dat ze zich met hart en ziel zouden richten naar de HEER, de God van hun voorouders, en dat iedereen die zich daar niet aan hield, jong of oud, man of vrouw, zou worden gedood. Met luide stem zwoeren ze trouw aan de HEER. Daarbij juichten ze en lieten ze de trompetten en ramshoorns schallen. Iedereen in Juda verheugde zich over de eed die ze hadden afgelegd. Ze hadden uit volle overtuiging gezworen en zochten met heel hun hart de HEER, en Hij liet zich door hen vinden en verschafte hun rust aan al hun grenzen. (2 Kronieken 15: 10-15)

Ze hebben rust aan al hun grenzen. Wat wil je nog meer? Helaas is dit niet het einde van het verhaal. De koning van het tienstammenrijk valt Juda binnen, en Asa gaat in de fout. Hij zoekt hulp bij de koning van Damascus in plaats van bij de Here. De rest van Asa’s leven is het gedaan met de rust. Het is oorlog en onrust wat de klok slaat. Asa dwaalt zelfs af van de Heer.
Toen Asa gehoorzaamde, toen de Heer koning was over zijn leven, toen had Asa rust. Hij nam de juiste beslissingen en werd daarin gezegend. Maar de rust verdween toen Asa zijn eigen gang ging.

De rust die Jezus aanbiedt
Rust hebben is ruimte om naar God te luisteren
Rust hebben is God vertrouwen
Rust hebben is wonen in vrede

Jezus zegt: Ik zal jullie rust geven. Daar zit wel een voorwaarde aan: je moet Zijn juk op je nemen en van Hem leren.
De uitspraak ‘een juk opnemen’ was voor de Joden in Jezus’ dagen heel normaal. Het betekende: de Thora gaan bestuderen, leerling worden van een rabbi.  Een rabbi zou nooit aan iemand de opdracht geven om een juk op te nemen. Jezus doet dat wel, omdat Hij meer is dan een rabbi. Hij is de Verlosser, die als enige zachtmoedig en nederig van hart is. Hij geeft rust, wanneer we van Hem willen leren. Wie de woorden van Jezus aanneemt, die zal de rust en vrede van het Koninkrijk van God vinden. Dat is de vrede van God, die alle verstand te boven gaat (Filippenzen 4:7)

Hoe krijg ik die rust als ik druk, druk, druk ben?
Het is heel mooi dat Jezus ons rust aanbied en ons een licht juk geeft. Wat kunnen we daar mee, als de stress van school, werk, huishouden, gezin, ziekte en rampen weer over ons heenkomen?

In de eerste plaats is de rust die Jezus ons aanbiedt een vooruitblik, een teken van hoop. De rust die we hier krijgen is nog niet volledig. Als we God gehoorzamen, dan zullen we uiteindelijk helemaal rust vinden bij God. Hij rustte op de zevende dag van de schepping en weet wat echte rust is. Die rust biedt Hij ons ook aan (Hebreeën 4).

In de tweede plaats geeft de rust die Jezus ons schenkt ons de mogelijkheid om stil te staan. Om te luisteren. Om Gods stem te horen. Om keuzes te maken die zijn zoals God het wil. Jezus’ juk op je nemen is in de leer gaan bij Hem. In je denken en je doen handelen zoals Hij.  Als je op deze manier kiest, dan geeft God rust. Je bent niet vrij van onrust van buiten – Asa werd ook aangevallen. Wat je wel zeker weet is dat de Overwinnaar naast je staat en in je woont. En daarom kun je zonder angst blijven staan, rustig vertrouwend dat er niets zal gebeuren buiten Gods plan om.

 Jezus roept: ‘komt allen tot mij’. Als je niet komt, dan mis je de rust.  In de waan van alledag moet je naar Jezus toe gaan. Deze rust is daarmee een keuze.
Wat doe je? Ren je rond, om alles in eigen hand te houden? Om het hoofd boven water te houden tussen kerst, recessie en vakantie? Maak je meer lijstjes, doe je meer aan meer timemanagement? Stel je meer doelen om maar iets te bereiken?  Dan ben je vermoeid en onder lasten gebukt, omdat regels en wetten je leven beheersen. Of ga je naar Jezus en leg je heel je leven aan Zijn voeten neer, zodat je Zijn rust ontvangt?

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Choose your battles

In het laatste levensjaar van Jezus was Hij bekend als gezaghebbende leraar en genezer werd erkend. De farizeeën zagen Hem vooral als een bedreiging voor hun tradities. In Matteüs 17 wordt beschreven hoe Jezus de tempelbelasting betaalt om niemand voor het hoofd te stoten, ondanks dat Hij dat niet nodig vond. Hij benadrukt dat liefde en niet verplichting de basis van gaven voor de tempel zou moeten zijn, en legt een belangrijke les over prioriteiten en medemenselijkheid bloot.

Stel je voor dat je op straat loopt. Er komt iemand op je af met een camera en microfoon. Hij zegt: ‘mag ik je één vraag stellen?’ Nadat je toestemming hebt gegeven, vraagt hij: ‘heb je wel eens van Geert Wilders gehoord?’ Het antwoord op die vraag is waarschijnlijk ‘ja’ (anders kom je niet uit Nederland). Mogelijk denk je bij jezelf: ‘wat een domme vraag. Ik leef toch niet onder een steen?’

Even thuis
Zo was het ook in Jezus’ laatste levensjaar, zeker in Kafarnaüm. Stelde je daar de vraag: ‘Heeft u weleens van rabbi Jezus van Nazareth gehoord?’ dan leverde dat niet alleen het antwoord ‘ja’ op, maar ook de reactie: ‘ik kan u het huis wijzen waar Hij woont. Ik heb Jezus gisteren nog gesproken’. Jezus was in heel Israël, maar zeker in Galilea, uiterst bekend. En Hij woonde in Kafarnaüm, iedereen daar wist wie Hij was.

Hoe stond Jezus dan bekend? Dat verschilde nogal. Bij het volk vooral positief, als een leraar die spreekt met gezag, als genezer en wonderdoener. De farizeeërs en schriftgeleerden weten eerst niet goed wat ze met deze nieuwe rabbi aan moeten. Na een aantal pogingen om Hem beter te leren kennen, botsen ze steeds vaker met Jezus. In Matteüs 15 en 16 staan botsingen tussen de farizeeërs en Jezus beschreven. Zij spreken Jezus aan op het feit dat Hij de tradities niet naleeft. Jezus verwijt hen dat ze tradities boven Gods bedoeling stellen. Als de discipelen Jezus erop wijzen dat dit niet in goede aarde valt, doet Hij er nog een schepje bovenop. Wanneer de farizeeërs een wonderteken van Jezus vragen waarmee Hij Zijn autoriteit moet bewijzen, krijgen ze er weer van langs. Voor de farizeeërs en schriftgeleerden was Jezus een lastige man, een oproerkraaier. Iemand die zich niet schikte in de tradities en leringen van de farizeeërs. Ook een man die het achterste van zijn tong durfde te tonen.

Na deze discussies en de heftige gebeurtenissen in het begin van Matteüs 17, is Jezus weer thuis in Kafarnaüm. Voor de laatste keer, Zijn kruisiging staat voor de deur.

Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?
In Matteüs 17: 24-27 staat: Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: ‘Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?’ Hij antwoordde: ‘Zeker wel!’ Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: ‘Wat denk je, Simon: van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?’ Op zijn antwoord: ‘Van anderen,’ zei Jezus tegen hem: ‘Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. 
Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp een vishaak uit en pak de vis die je het eerst bovenhaalt. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Betaal hen daarmee voor ons allebei.’

Matteüs schreef zijn evangelie met de Joden als lezers in gedachten, dus hij hoeft dit stuk verder niet uit te leggen. Wij hebben wel een beetje achtergrondinformatie nodig om dit gedeelte te begrijpen:

Als je op een zonnige, warme dag tegen iemand zegt: ‘ mooi weertje, hè?’, dan verwacht je: ‘ zeker’ of ‘heel mooi’ te horen. Je zou gek opkijken als iemand zegt: ‘ Nee, wat een rotweer, ik hoop dat het snel gaat stormen en sneeuwen’. De vraag van de inners heeft dezelfde verwachting.  Ze vragen iets in de zin van : ‘uw meester betaalt toch de dubbeldrachme wel?’ De vraag is neutraal (niet aanvallend, zoals je de NBV21 zou kunnen lezen). Het antwoord ‘nee’ is mogelijk, maar zou een onverwacht en misschien zelfs een licht ongepast antwoord zijn. Petrus’ reactie ‘zeker wel’ is dan ook niet vreemd.

De tempelbelasting, bedoeld voor het onderhoud van en de dienst in de tempel, is ingesteld in Exodus 30. Alle mannen van twintig jaar en ouder moeten een halve sjekel betalen. Na de ballingschap, in Nehemia 10, nemen de Joden de verplichting op zich om jaarlijks een derde sjekel af te dragen voor de tempel. Het bedrag uit Exodus en uit Nehemia komt overeen met de dubbeldrachme uit Matteüs. Het is ongeveer het dagloon van 2 dagen waard.

De tempelbelasting werd in de laatste maand van het jaar, voor het eerstkomende Pascha, geheven. Dit is dus de laatste keer dat Jezus tijdens zijn leven deze belasting moet betalen.

Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld
Als Petrus thuis komt, dan weet Jezus al wat er is gebeurd. Hij stelt Petrus de vraag: ‘van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?’ Voor ons is dat mogelijk een rare vraag. Als de minister van Financiën de btw verhoogd, dan moet hijzelf ook meer btw betalen. Logisch toch? Maar in Jezus’ tijd werkte dat niet zo. De keizer hief belasting van de Romeinen en extra belasting van de onderworpen volken, maar de familie van de keizer was volledig vrijgesteld. Petrus weet dit ook, en dus zegt hij: de eigen kinderen hoeven niet te betalen. Waarop Jezus reageert: dan zijn de kinderen dus vrijgesteld.

Wat bedoelt Jezus hier? Is het niet nodig om te betalen voor de dienst van de priesters en voor het onderhoud van de tempel. Of om het in deze tijd te plaatsen: hebben we als gemeenteleden geen gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de huur van het kerkgebouw en het salaris van de voorganger? Dat is niet wat Jezus zegt. In Matteüs 23 zegt Jezus dat de tienden (die werden gebruikt voor het levensonderhoud van priesters en levieten en tempelonderhoud) gegeven moeten worden. Jezus begrijpt dat een gemeente geld nodig heeft om te functioneren. Wat bedoelt Hij dan?

Belasting wordt betaald aan het hoofd van een rijk of een stad. Dit hoofd kan bepalen waar het geld voor dient. Tempelbelasting is dus voor het Hoofd van de tempel. Er is er maar Eén die deze titel kan dragen: God.
Hoe presenteert God zich aan het volk van Israël? Als een heerser die met harde hand belastingen heft? Of als een liefdevolle Vader, die aan Zijn kinderen het goede schenkt? Wat Jezus hier verwerpt, is niet de tempeldienst. Hij wijst het idee af dat een verplichte tempelbelasting de juiste manier is om de tempel te onderhouden. De gaven voor de tempel moeten een geschenk uit liefde zijn, niet een verplicht bedrag.

Dit is de laatste keer tijdens Jezus’ leven dat deze belasting wordt geheven. Zijn kruisiging, dood, opstanding, hemelvaart en de uitstorting van de Heilige Geest komen eraan. In Johannes 14:23 staat: ‘Wanneer iemand Mij [Jezus] liefheeft zal hij zich houden aan wat Ik zeg, mijn Vader zal hem liefhebben en mijn Vader en Ik zullen bij hem komen en bij hem wonen.’ De tempel in Jeruzalem was de woonplaats van God, de plek die Hij had uitgekozen om zijn troon te plaatsen. Maar deze tempel zal verwoest worden, en het is niet meer nodig om naar Jeruzalem te gaan. De tempelbelasting is overbodig geworden. Jezus woont in ons, we kunnen overal samenkomen en Hem aanbidden.

Jezus vindt het dus niet nodig om te betalen. En toch zorgt hij voor het geld, zodat Petrus en Jezus beiden kunnen betalen. Waarom?

Choose your battles
Jezus wil de belastingontvangers niet voor het hoofd te stoten. Hij wil geen aanstoot geven. In de vorige hoofdstukken gaat Jezus hard de confrontatie met de farizeeërs aan. En hier betaalt Hij om de inners niet voor het hoofd te stoten. Waarom?

De farizeeërs kwamen om ruzie te maken en Jezus’  autoriteit in twijfel te trekken. De belastinginners komen met een neutrale vraag hun werk doen.
Bij de discussie met de farizeeërs ging het om halszaken: ‘ wat telt zwaarder, traditie of het woord van God? Waar haalt Jezus Zijn autoriteit vandaan?’ Hier gaat het om een bijzaak: ‘is dit de juiste manier om de tempel te financieren?’
Stel dat Jezus de tempelbelasting niet betaald had, dan zou daar de aandacht naar uitgegaan zijn. Mensen zouden het met Jezus willen hebben over zijn (politieke) visie op belastingen, of Hij de tempel niet belangrijk vond. Dan gingen de gesprekken niet meer over het Koninkrijk van God, maar over afleiders. Dat wil Jezus voorkomen. Jezus is hier gehoorzaam aan de wet en de traditie, om mensen niet weg te leiden van waar het werkelijk om gaat.

In het Engels zeggen ze: choose your battles. Dat betekent zoiets als: denk goed na waarvoor je wilt vechten – en accepteer de rest. Jezus wijst ons hierin op wat Hij doet. Als het gaat om de kern van het geloof, als de waarheid op het spel staat, dan schuift Hij geen millimeter.
Maar in andere gevallen? Dan gaat het Hem niet over de juiste interpretatie van de regel, of om de puntjes op de i te zetten. Waar het Hem dan om gaat, is de medemens. Dan beweegt Jezus mee. Hij doet iets wat Hij niet noodzakelijk vindt, om contact te houden en het te kunnen hebben over wat er echt toe doet.

Choose your battles is in onze tijd minstens net zo belangrijk. Veel mensen zijn anonieme ‘helden’ op sociale media, maar zwijgen als het er echt toe doet. Jezus stond pal voor de waarheid, wanneer dat er toe deed. Dat verwacht Hij ook van ons, online en in het echte leven. Sta pal voor de waarheid. Wanneer het geen halszaak is: laat liefde je leidraad zijn, ook als dat vraagt om dingen die je zelf niet nodig vindt.  

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Harde woorden uit liefde

In de laatste week van Jezus’ leven, vlak voor Zijn kruisiging, komt Hij in conflict met de farizeeërs en schriftgeleerden in de tempel. Zijn boodschap is hard: Hij noemt hen huichelaars en blinde leiders, die alleen om uiterlijke schijn geven. Jezus wil dat ze Hem erkennen als de Messias en het geloof in praktijk brengen in plaats van alleen kennis te hebben. Deze krachtige toespraak is Zijn laatste kans voor hen om echt naar Hem te luisteren en te kiezen voor een leven met God.

Het is de laatste week van Jezus’ leven,de week voordat Hij gekruisigd wordt. Hij is op een ezel Jeruzalem binnen getrokken, en de mensen langs de kant van de weg hebben takken en mantels op de weg neergelegd en Hem toegejuicht. “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”. Hij heeft een vijgenboom vervloekt.
De volgende dag geeft Hij les in de tempel. Daar botst Hij met farizeeërs en schriftgeleerden, die van Jezus willen weten waar Hij zijn gezag vandaan heeft. Als ze Jezus niet op die manier in diskrediet kunnen brengen, dan proberen ze Jezus met strikvragen ten val te brengen. Alles mislukt.
Daarna houdt Jezus zijn laatste openbare toespraak. Alles wat na Matteüs 23 gebeurt (behalve wat Jezus aan het kruis zegt), is alleen voor Zijn discipelen bedoelt. Maar daarvoor spreekt Jezus nog één keer tot het hele volk.

Matteüs 23
Daarna richtte Jezus zich tot de menigte en tot zijn leerlingen en zei: ‘De schriftgeleerden en de farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar; maar handel niet naar hun daden, want ze doen zelf niet wat ze jullie voorhouden. Ze bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die te verlichten. Al hun daden zijn erop gericht om door de mensen gezien te worden. Ze verbreden immers hun gebedsriemen en maken de kwastjes aan hun kleren langer, ze verlangen een ereplaats bij feestmaaltijden en in synagogen, en hechten eraan op het marktplein eerbiedig begroet te worden en door de mensen rabbi genoemd te worden. Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters. En noem niemand op aarde vader, want jullie hebben maar één vader, de Vader in de hemel. Laat je ook geen leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de messias. De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. Zelf gaan jullie er niet binnen, maar jullie houden ook degenen die er willen binnengaan tegen.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bereizen zee en land om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie iemand die voor de Gehenna bestemd is, meer nog dan jullie zelf.
Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: “Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is aan die eed gebonden.” Dwaas zijn jullie en blind. Wat is nu van meer waarde: het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft? Zo zeggen jullie ook: “Wanneer iemand zweert bij het altaar, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan die eed gebonden.” Blind zijn jullie. Wat is nu van meer waarde: de offergave of het altaar dat de offergave heiligt? Wie dus zweert bij het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt. En wie zweert bij de tempel, zweert daarbij en bij degene die hem bewoont. En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop gezeten is.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten. Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie reinigen de buitenkant van bekers en schalen, maar de binnenkant blijft vol roofzucht en onmatigheid. Blinde farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de beker, dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. Zo lijken ook jullie voor de mensen vanbuiten rechtvaardig, maar vanbinnen is het een en al huichelarij en wetsverachting.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bouwen grafmonumenten voor de profeten en versieren de graven van de rechtvaardigen, en jullie zeggen: “Als wij geleefd hadden in de tijd van onze voorouders, zouden wij ons niet zoals zij schuldig hebben gemaakt aan de moord op de profeten.” Daarmee erkennen jullie zelf dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten vermoord hebben. Maak de maat van jullie voorouders dan maar vol! Slangen zijn jullie, addergebroed, hoe denken jullie te kunnen ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna?
Daarom, luister! Ik stuur profeten en wijzen en schriftgeleerden naar jullie toe. Jullie zullen sommigen van hen doden, kruisigen zelfs, en anderen in jullie synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen. Zo zal al het onschuldige bloed dat op aarde is vergoten jullie worden aangerekend, vanaf het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja, de zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben tussen de tempel en het altaar. Ik verzeker jullie: op deze generatie zal dit alles neerkomen. Jeruzalem, Jeruzalem, jij die de profeten doodt en stenigt wie naar je toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild. Jullie tempel wordt geheel aan zijn lot overgelaten. Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie Mij niet meer zien, totdat je zult zeggen: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!
”’

Harde woorden
Mensen leggen vaak de nadruk op de liefde van Jezus: ‘God is liefde’. Maar deze toespraak liegt er niet om. Jezus noemt de farizeeërs en schriftgeleerden ‘huichelaars’, ‘blinde leiders’, ‘dwaas en blind’, ‘slangen’ en ‘addergebroed’. Hij vergelijkt hen met witgepleisterde graven die er goed uitzien, maar van binnen door en door rot zijn. Dat zijn heftige woorden! En het klinkt niet bepaald vriendelijk of liefdevol. Wat bezielt Jezus? Weet Hij niet dat Hij hiermee kwaad bloed zet?

Jezus weet dat dit Zijn laatste toespraak in de tempel is. Hij weet dat Zijn dood eraan komt. Jezus heeft drie jaar lang van alles gedaan om de farizeeërs en schriftgeleerden te bereiken. Hij heeft les gegeven, Hij heeft met ze gediscussieerd, Hij heeft met ze gegeten, Hij heeft een aantal van hen gecomplimenteerd. En tot op het laast erkent Jezus het leergezag dat zij hebben.

Jezus is niet sarcastisch, wanneer Hij zegt: ‘De schriftgeleerden en de farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar.’ De Joodse wet moet geïnterpreteerd worden, er zijn vragen die niet eenvoudig te beantwoorden zijn. Zulke vragen moeten aan de wet worden getoetst. Daar weten de schriftgeleerden en de farizeeën wel raad mee. Ze weten veel over God en Zijn wetten. En vanuit dat weten, die kennis, geven ze de juiste antwoorden op vragen. Daarom zegt Jezus: houd je aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar. Met de kennis, de feiten was niets mis. Niemand kende de TeNaCH (het ‘Oude Testament’) zo goed als farizeeërs en schriftgeleerden. Niemand wist zo goed wat er in het verleden over de TeNaCH gezegd was als deze groep. Jezus erkent deze kennis en de waarde van het gebruik ervan. Er is niets mis met de Bijbel goed kennen. Integendeel, via de Bijbel laat God weten wie Hij is en wat Hij van ons wil.

Maar Jezus weet ook: kennis alleen is niet voldoende. De farizeeërs en schriftgeleerden waren trots op wat ze wisten. Zij vonden zichzelf beter dan ‘de gewone man’, ‘het volk dat de wet niet kent’. Ze beantwoordden vragen niet om mensen te helpen – al waren de farizeeërs wel zo begonnen -, maar om te laten zien hoe goed zij waren. Alle nadruk lag op uiterlijke schijn, op vroomheid, op eer en waardigheid. Een farizeeër zou zijn uiterste best doen om zich nooit te verontreinigen. Daarom zeefden ze drinken door een doek, zodat er geen mug -het kleinste onreine dier- in de beker zou zitten. Tuinkruiden vielen niet onder de tienden, maar die hadden ze toegevoegd aan hun gaven uit angst om God tekort te doen. Jezus veroordeelt dat niet.

Verkeerde keuzes
Waarom dan toch deze felle woorden? Omdat alle nadruk lag op de buitenkant: kijk mij eens vroom zijn! Kijk mij eens alles weten! Kijk eens hoeveel ik over heb voor God: ik geef zelfs tienden van tuinkruiden! Kijk eens naar MIJ! Jezus schetst een beeld van mensen die zo vroom zijn dat ze een mug uit het drinken zeven, terwijl ze op een kameel -het grootste onreine dier- kauwen.

Het slaat nergens meer op. Het gaat niet meer om God. Het gaat om de mooie buitenkant, het witgeverfde graf. Dat de binnenkant slecht is, daar gaat het al lang niet meer om. Daarom spreekt Jezus zijn verdriet en frustratie uit: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, jij die de profeten doodt en stenigt wie naar je toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild.’

Discussiëren, samen eten, onderwijzen: Jezus deed het vanuit Zijn liefde voor het Joodse volk, de Joodse leiders, hier gesymboliseerd door Jeruzalem. De Joden zouden de volken moeten aantrekken. Ze zouden mensen moeten leiden naar de Messias, naar Jezus. Drie jaar lang heeft Jezus Zijn liefde, Zijn macht, Zijn goedheid en Zijn wijsheid laten zien. Het resultaat? De leiders, die het volk zouden moeten voorgaan in het herkennen en erkennen van de Messias, wijzen Jezus af. Deze laatste toespraak van Jezus is een wake-upcall. Dit is de laatste kans voor de religieuze leiders om niet alleen veel over God te weten, maar God ook te volgen. Om een stralend licht voor de volken te zijn. Jezus ‘wil wel’. Hij heeft ‘alles’ gedaan, Hij wil de kinderen bijeenbrengen.  In deze laatste toespraak geeft Jezus duidelijk aan welke keuze er nu gemaakt moet worden: Erken Jezus als de Messias. Kies ervoor om God lief te hebben met hart, ziel en verstand en alle naasten als jezelf. Of ga door op de eigen, zinloze weg. Alles weten, maar het puur als theorie behandelen. De hele Bijbel kunnen citeren, maar je eigen interpretatie, je eigen regels boven de woorden van God stellen.

Drie jaar lang liefde laten zien heeft de religieuze leiders er niet van overtuigd dat Jezus de Messias is. Met deze toespraak bonkt Jezus nog één keer op de deur van hun hart en verstand. Hij scheldt: ‘dwaas’, ‘slang’, ‘witgekalkt graf’! Liefde moet soms harde woorden spreken. Soms is een pijnlijke confrontatie de enige manier voor de liefde om zich te uiten. Dat is het laatste moment waarop er gekozen kan worden! Daarom de keiharde woorden; uit liefde.

De keuze van de farizeeërs en schriftgeleerden is duidelijk: Jezus moet dood. Ze roepen: ‘kruisigt Hem!’ Jezus is een bedreiging voor hun aanzien en comfort. Liever de onrustzaaier doden dan kritisch naar zichzelf kijken. Alles moet vooral bij het oude blijven.

Tijd om te kiezen
Wat kies jij? Ken je de Bijbel en pas je die toe in jouw leven? Ga je ervoor om veel over God te weten, of om God te kennen? Wanneer je in de Bijbel leest, bijt jij je dan vast in vragen die interessant, maar ‘ver van je bed’ zijn? Of is de Bijbel een spiegel: wat vraagt God in dit gedeelte, wat heeft het mij te zeggen, doe ik dat ook? Gaan je naar een ander toe als je vragen hebt, of zoek je alles zelf uit en is jouw interpretatie de juiste?
Lijken op een farizeeër of schriftgeleerde ligt op de loer als je van Bijbellezen en Bijbelstudie houdt. Voor je het weet ben je meer bezig met wat andere mensen over de Bijbel hebben gezegd en geschreven, dan met wat de Bijbel zegt. Je zoekt alleen die teksten, die boeken en die preken die bevestigen wat volgens jou ‘de juiste Bijbeluitleg’ is. Alles moet vooral bij het oude blijven.

Durf te twijfelen aan wat jíj in de Bijbel leest! Ik zeg NIET: twijfel aan de Bijbel. De Bijbel is Gods woord, Zijn waarheid. Daar valt niet aan te twijfelen. God liegt niet. Als iemand iets zegt wat duidelijk afwijkt van wat de Bijbel – en bijvoorbeeld de schepping of de kruisiging ontkent – dan is er geen enkele reden om aan je gelijk te twijfelen. In zo’n geval kun je zeggen: ‘ik weet dat ik gelijk heb, want dat zie ik in Gods woord’.

Wanneer het niet zo duidelijk is, dan kan het zijn jij je vergist bij het uitleggen van de Bijbel. Dat er verschillende visies op één onderwerp zijn. Dan is het een goed idee om je interpretaties, je ideeën, je gedachten over de Bijbel te toetsen bij je broers en zussen in Christus. Niet alleen bij die broers en zussen die exact hetzelfde geloven als jij, maar juist ook bij hen die een andere mening hebben. Kijk eens een preek van een ander kerkgenootschap. Lees een boek van een christelijke schrijver met een andere mening. Praat eens met een broer of zus uit een andere kerk. Niet om te ontdekken waarom de ander het fout heeft. Maar om je aannames en ideeën oprecht te toetsen. Om van elkaar te leren. Het kan zijn dat de ‘onaangename woorden’ van de ander je dichter bij Jezus brengen.

Voetnoot
De Bijbeltekst in dit blog is ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021