Zijn er nog profeten?

De New Apostolic Reformation (NAR) gelooft dat de bediening van profetie nog steeds voorkomt en essentieel is voor de hedendaagse kerk, in tegenstelling tot cessationisten die menen dat God niet meer spreekt buiten de Bijbel. Het ambt van profeet in de NAR geniet grote autoriteit, waarbij profeten belangrijke beslissingen beïnvloeden over theologische kwesties en kerkstructuur. Profetieën moeten getoetst worden volgens Bijbelse richtlijnen, terwijl hun openbaringen, hoewel krachtig, niet altijd onfeilbaar zijn, wat resulteert in een bredere participatie in profetie binnen de gemeente.

We zitten in een serie artikelen over de New Apostolic Reformation (NAR). Volgens deze groepering moeten er in de hedendaagse kerk vijf bedieningen aanwezig zijn: apostel, profeet, evangelist, herder en leraar. Hoe zit het met de bediening van profeet?

De visie van protestante en evangelische theologen
Bij protestante theologen zijn er twee gangbare meningen over profetie zoals deze in de Bijbel voorkomt. De eerste is om

te ontkennen dat Hij nog steeds spreekt. Dit is een vorm van theologie die cessationisme[1] wordt genoemd. Het stelt dat de bovennatuurlijke gaven van de Heilige Geest ophielden met de voltooiing van de Bijbel. Aangezien de Bijbel wordt beschouwd als de “volledige openbaring” van God voor de mens, geloven cessationisten niet dat de Heilige Geest meer bovennatuurlijke openbaring kan toevoegen buiten wat de Schriften onthullen. Ze geloven niet dat Hij spreekt”. [32]

Je kunt ook zeggen dat ze geloven dat de Bijbel het enig woord van God voor deze tijd is. Dit Woord moet worden bestudeerd en onderwezen om God te verstaan.  De Heilige Geest kan mensen wel (via Bijbelteksten) inspireren tot schuldbelijdenis, vergeving, bemoediging, troost en aanbidding, maar dat doet Hij niet door hoorbaar of merkbaar te spreken.

De tweede mening, die onder sommige protestante en de meeste evangelische theologen gangbaar is, is dat profetie nog steeds voorkomt en ook belangrijk is. Er is een duidelijk verschil tussen profetie en profeten in het Oude en Nieuwe Testament. Hiervoor worden verschillende redenen genoemd:

  • In de brief aan Efeze benoemd Paulus profetie als een gave die Christus na zijn hemelvaart aan de gemeente heeft gegeven; iets wat van de Oudtestamentische profeten niet gezegd kan worden [25C].
  • In het Oude Testament staat nergens dat een profetie getoetst moet worden. Het woord van de Oudtestamentische profeet was een onfeilbare openbaring. Het moeten toetsen van een profetie kom je wel tegen in het Nieuwe Testament (o.a. 1 Tessalonicenzen 5:19-21). Blijkbaar kan iemand daar een fout maken in het delen van een profetisch woord, anders zou toetsen niet noodzakelijk zijn.
  • Het aantal mensen dat een profetie kan en mag uitspreken is ingrijpend gewijzigd: “Onder het nieuwe verbond is er de blijvende inwoning van de Heilige Geest in de gemeente van Christus die een tempel is van de Heilige Geest, en die onder het oude verbond ontbrak. Toen werkte de Hei­lige Geest machtig door Zijn profeten en andere leiders van het volk , maar die werking was van voorbijgaande aard, tijdelijk.
    Door de uitstorting van de Heilige Geest vindt er onder het nieuwe verbond een uitbreiding van de gave van de profetie plaats. Paulus schrijft: ‘Want gij kunt allen, de één na de ander profeteren, opdat zij allen leren en allen getroost worden’. Dit is één van de zegeningen van het nieuwe ver­bond. De nieuwtestamentische ge­meente is niet alleen een koninklijke en priesterlijke gemeente maar ook een profetische gemeente. Heeft de opdracht tot toetsing (1 Kor. 14:29; 1 Thess. 5:21) te maken met deze ‘schaal­vergroting’, met de inwoning van de Heilige Geest in de ge­meente en met het profetisch karakter van de gemeente?
    Ongetwijfeld hangt die opdracht ook samen met de onvol­komenheid van het christenleven en het gemeenteleven. Ons omgaan met de genadegaven van de Geest is niet volmaakt, maar gebrekkig. Van de profetie in de Bijbel geldt ‘door de Hei­lige Geest geïnspireerd’ (2 Tim. 3:16; 2 Petr. 1:19-21) en daarom onfeilbaar en betrouwbaar. Dit geldt niet van de mondelinge profetie in de gemeente, die door feilbare mensen wordt uit­ gesproken.” [33A]
  • Het doel van de profetie is in het Nieuwe Testament uitgebreid in vergelijking met het Oude Testament. In het Oude Testament zie je dat profetie twee functies heeft: aankondigen van oordeel bij het verlaten van God, en aankondigen van redding en heil door Gods hand. Bij dit laatste horen ook de profetieën over de geboorte, het lijden, sterven en opstaan van Jezus. In het Nieuwe Testament kom je naast profetieën van oordeel (o.a. Ananias en Saffiera) en redding (o.a. Openbaringen) ook andere vormen van profetie tegen: woorden van een profetie zijn opbouwend, bemoedigend en troostend (1 Korintiërs 14:3-4). Ook kan het bekendmaken van de diepste betekenis van een Bijbelgedeelte en de bedoeling of het voornemen van God verkondigen een vorm van profetie zijn [21C].

In de tweede visie zijn er dus nog steeds profeten, maar is er wel een groot verschil tussen Oude en Nieuwe Testament. Waar in het Oude Testament een enkeling een onfeilbaar woord van God ontving om oordeel of heil uit te spreken, kan in het Nieuwe Testament iedereen profeteren. Profetieën in het Nieuwe Testament kunnen gaan over onheil of heil, maar zijn vaak opbeurend, bemoedigend of troostend. Een profetie die in deze tijd wordt uitgesproken, moet getoetst worden.

Wat is een profetie?
Eerst moeten we de definitie van een profetie geven, voordat we deze kunnen toetsen. Ik sluit me aan bij de definitie van Sam Storms:

“Profetie [is] het weergeven van een openbaring van God door een mens. Profetie is het in een taal vatten van iets wat God je op spontane wijze te binnen gebracht heeft.” [34A]

Belangrijk is dus dat het gaat om een spontane openbaring van God. Hierin verschilt een profetie van een preek of Bijbelstudie. Deze wordt (meestal) voorbereid en niet spontaan uitgesproken.

Storms merkt op: “Profetie zal altijd opbouwen, bemoedigen en troosten; maar niet alles wat opbouwt, bemoedigt en troost is daarmee profetie.” [34B]. Dit is een goede observatie, al moeten we ons realiseren dat een bemoediging ook een vermaning kan inhouden. Mensen kunnen, geleid door de Geest, diep geraakt worden door een Bijbelgedeelte, een lied, een gebeurtenis of een emotie. Dit geraakt worden kan zich uiten in het delen van het verkregen inzicht, de beleefde ervaring of een oproep met de gemeente. Zo delen en elkaar opbouwen en bemoedigen is waardevol en dat mag (of moet?) aangemoedigd worden. Maar dat wil niet zeggen dat degene die iets met de gemeente deelt ook aan het profeteren is. Bij een profetie gaat het echt om een openbaring. Deze valt samen met de Bijbel (zie verderop), maar gaat verder omdat ze van toepassing is op een bepaald persoon, en definieerbare groep of een specifieke gebeurtenis.

Je zou kunnen zeggen dat er drie verschillende niveaus van profeteren zijn.  Op het eerste niveau herhaalt de profeet de woorden die hij of zij van God heeft gehoord. Er zijn hier maar twee opties: de profetie is waar (God heeft dit echt gezegd), of de profetie is niet waar. Er is geen tussenweg. Een voorbeeld van zo’n profetie vind je in Zacharia 1:3: Zeg nu tegen het volk: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Keer terug naar Mij, dan zal Ik naar jullie terugkeren – zegt de HEER van de hemelse machten.

Bij het tweede niveau is er een besluit dat door een groep Geest vervulde christenen met gebed (en vasten?) en in overeenstemming wordt genomen. Ook deze vorm van profetie heeft gezag, maar minder dan de eerste. Dit kom je tegen in Handelingen 15. Er is een vraag in hoeverre gelovigen uit de heidenen zich moeten houden aan de Joodse wetten, en deze wordt voorgelegd aan de apostelen in Jeruzalem. In hun antwoord zeggen zij: In overeenstemming met de heilige Geest hebben wij namelijk besloten u geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is: onthoud u van vlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed, van vlees waar nog bloed in zit, en van ontucht. Als u zich hieraan houdt, doet u wat juist is. Het ga u goed.’ (vers 28-29)

Het derde niveau zie je in Efeziërs 1:15-17: Daarom, en ook omdat ik gehoord heb over uw geloof in de Heer Jezus en over uw liefde voor alle heiligen, dank ik God onophoudelijk voor u en noem ik u in mijn gebeden. Moge de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader in al zijn luister, u de Geest schenken die inzicht geeft in wat geopenbaard is, opdat u Hem zult kennen. Het gaat dus om een openbaring en inzicht hierin. Tijdens een gebed of gesprek krijgen mensen een beeld, idee wat niet van zichzelf lijkt te komen. Een woord van wijsheid of inzicht of een profetie – soms ligt dit erg dicht tegen elkaar aan. Dit gaat vaak gepaard met de vraag: ‘betekent dit iets voor jou?’ Geen gezag, maar inzicht en richting.

Toetsen van een profetie
Paulus benoemt een paar keer dat een profetie getoetst moet worden. Wat zijn criteria om een valse profetie te kunnen herkennen? De volgende punten kunnen hierbij zinvol zijn:

  • God verandert niet, en Zijn richtlijnen staan vast. Als een profetie ingaat tegen de Bijbel, dan komt deze profetie niet van God.
  • De profeet spreekt in Gods naam en de profetie komt niet uit, dan was het geen echte profetie. In Deuteronomium 18:21-22 staat: Misschien vraagt u zich af: Hoe weten we dat een profetie niet van de HEER komt? Dit is het antwoord: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest. Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt. Een uitzondering hierop is wanneer de uitspraak van de profeet leidt tot werkelijke verandering bij de toehoorders. Denk bijvoorbeeld aan de profeet Jona. Hij profeteerde over de ondergang van Nineve, maar toen de mensen zich bekeerden, liet God die profetie niet uitkomen.
  • Het leven van de profeet is niet in overeenstemming met dat van een kind van God. Dit is geen absolute toetssteen; Bileam deed niet wat God wilde, maar heeft een schitterende Messiaanse profetie uitgesproken (Numeri 22-24). Maar in het algemeen geldt wel degelijk: aan de vruchten herkent men de boom.
  • Je kunt niet op jouw eigen emotie of wensen afgaan. Als je er zelf van overtuigd bent dat God tegen je gesproken heeft, hoef je geen gelijk te hebben – maar het kan wel. Als je ‘vrede hebt’ over de boodschap die je hebt ontvangen, betekent dat niet dat deze van God komt. Een gevoel van onrust is wel een signaal om nog eens goed naar de boodschap te kijken.
  • Je hoeft een vermoedelijke profetie niet alleen te toetsen. Deel deze met volwassen medechristenen en vraag hun mening. En vanzelfsprekend kun je God om een bevestiging vragen.

Wanneer een (vermoedelijke) profetie in elk geval de toets van de eerste twee punten heeft doorstaan en je wilt deze delen, dan past meestal een zekere voorzichtigheid. Een uitspraak als:  dit zegt de HEER van de hemelse machten geeft een zeer zware lading aan een profetie en mag alleen gebruikt als heel zeker is dat God zelf spreekt. In andere gevallen zijn formuleringen als ‘ik denk dat God wil zeggen dat….’ of ‘volgens mij heeft God mij laten zien dat …., betekent dit iets voor je?’ volgens mij meer gepast.
Door een groot deel van de kerk wordt erkend dat God nog steeds spreekt door een profetisch woord. Dit woord moet getoetst worden en de interpretatie staat onder het gezag van de Schrift.

Profeten binnen de NAR
Binnen de NAR wordt het ambt van profeet als onmisbaar gezien. ‘Goddelijke openbaring’ aan profeten bepaalt zeer veel binnen de NAR en profeten hebben een grote autoriteit. Uitspraken van profeten bepalen binnen de NAR:

– Hoe de Bijbel moet worden uitgelegd
– Wat de juiste theologische leerstellingen zijn
– Wie er zijn aangewezen als apostel, profeet, evangelist, herder en leraar
– Hoe de kerkgeschiedenis (vooral de waarde van de NAR) geïnterpreteerd moet worden [19G]

Met deze autoriteit lijken profeten binnen de NAR op oudtestamentische profeten, die met zoveel gezag spreken dat het niet opvolgen van een ‘profetisch woord’ (bijna) een zonde is. Daarbij is menselijke ervaring – wat iemand denkt te horen van de Heilige Geest bij de NAR-profeten de leidende factor: wat God via de profeet zegt ís de waarheid. Ervaringen zijn minstens net zo belangrijk als het Woord van God, wat wordt geopenbaard in de Bijbel en door de profeten en apostelen. Hierbij wordt onvoldoende getoetst aan de Bijbel, de traditie en het gezonde verstand. [19H].


[1] Dit wordt ook wel streeptheologie genoemd  [BP].

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten

[19] Alblas, Hans. 2022. A Different Breed/ . Second, fully revised edition: How to Relate to the New Apostolic Reformation. Omnicus.
[19G] blz. 67
[19H] blz. 75

[21] Van Roon, A. 1976 De Brief van Paulus Aan de Epheziërs. Uitgeverij C.F. Callenbach B.V.
[21C] blz. 107

[25] Van den Berg, MR. 1981. De brief aan de Efeziërs: hoofd en lichaam. Buijten & Schipperheijn
[25C] blz. 77

[32] Gosseling, Bernd Jan. 2024.  ‌“Gods stem verstaan, de verschillende visies”  <www.bjenmir.nl/om-overna-te-denken/gods-stem-verstaan-de-verschillende-visies>. Bezocht op 3 mei 2024.

[33] Geuze, M.D. 2004. Profetie: onmisbaar voor de christelijke gemeente. Gideon.
[33A] blz. 102-103

[34] Storms, Sam. 2017. God in ons midden: De gaven van de Geest in de praktijk. Haarlem: Arrowz
[34A] blz.108
[34B] blz. 97

Mijn eerste preek

(tijd voor een luchtig momentje tussendoor)
Met een preek bedoel ik het toespreken van gemeenteleden van een kerk voorin de zaal. De eerste keer dat ik dat deed was onverwacht, onvoorbereid en kort.

Ik was ongeveer tien. Mijn ouders, broer en ik woonden toen in Arnhem en we gingen op zondag daar ook naar de kerk- of in Kampen, wanneer we op visite waren bij mijn oma. We waren vaste bezoekers van de Nederlands Gereformeerde Kerk (NGK), en dominee Holwerda stond destijds in Arnhem. De diensten in de NGK hadden een heel vaste structuur: de dominee kreeg en hand van één van de ouderlingen en beklom de preekstoel. Dan volgden votum en groet, zingen uit het Liedboek voor de Kerken onder begeleiding van het kerkorgel, gebed, Schriftlezing, preek, collecte en mededelingen, een afsluitend lied en de zegen. Waarom weet ik niet, meer op een dag week ds. Holwerda af van deze structuur. Hij vroeg of er mensen in de gemeente waren die iets wilden vertellen. Dat wilde ik wel, dus ik stak mijn hand op. En ik kreeg ook het woord, nadat de volwassenen die iets wilden zeggen waren uitgesproken. Daar stond ik, bovenop de preekstoel.

Waar ik het over had? Over dit gedeelte:
Ook is het met het koninkrijk van de hemel als met een koopman die op zoek was naar mooie parels. Toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond, verkocht hij alles wat hij had en kocht die parel. (Matteüs 13:45-46)

Waarom dit gedeelte? Waarschijnlijk omdat ik het net had gelezen in de kinderbijbel van Evert Kuijt. Wat ik heb gezegd? Dat is een goede vraag, maar ik weet het niet meer precies. Ik heb het verhaal geparafraseerd en iets verteld over alles opgeven voor God.

Ik draag, sinds het overlijden van mijn moeder, dagelijks een herinnering aan dit moment mee. Nadat ik deze preek gehouden had, kreeg ik van haar een cadeau: een hanger met een parel. Als kind was ik daar niet eens heel blij mee: meisjes droegen kettingen, maar ik niet! Later ben ik het wel gaan waarderen en ik draag de hanger als goede herinnering.

Zijn er nog apostelen?

Dit blog onderzoekt de rol van apostelen binnen de New Apostolic Reformation (NAR) in vergelijking met protestantse theologen. Het benadrukt dat volgens protestanten hedendaagse apostelen geen gezag hebben zoals de oorspronkelijke apostelen, en dat hun rol is overgenomen door evangelisten. NAR daarentegen meent dat apostelen essentieel zijn voor de kerk, en introduceert vier types apostelen. Er is echter veel debat over de noodzakelijkheid en de interpretatie van apostelen, zoals beschreven in de Bijbel, waarbij sommige argumenten tegen de noodzaak van moderne apostelen pleit.

Vorige keer heb ik benoemd dat binnen de New Apostolic Reformation (NAR) het ambt van apostel als onmisbaar wordt gezien voor de kerk in de eenentwintigste eeuw. Dat kan vragen oproepen: zijn er nog apostelen? En als er apostelen zijn, wat is dan hun taak en functie? Heeft de NAR gelijk dat er apostelen moeten zijn? Daar kijk ik in dit blog naar.

Apostelen volgens protestante theologen
Theologen met een hervormde of gereformeerde achtergrond geven de volgende kenmerken van een apostel:
– heeft Jezus met eigen ogen gezien
– is een oor- en ooggetuige van de boodschap over Jezus’ daden, dood en opstanding
– is door Jezus Zelf uitgekozen en geroepen [21A].
Voor het gemak gaan sommige theologen er vanuit dat dit ook geldt voor apostelen die later zo werden genoemd, zoals Barnabas, Jakobus, Andronikus en Justus[1] [22A]. Over Barnabas’ apostelschap is weinig discussie, waarschijnlijk omdat de Heilige Geest hem duidelijk aanwees als afgezant (samen met Paulus, in Handelingen 13). Rond Romeinen 16 is er discussie omdat het vers technisch op twee juiste manieren vertaald kan worden. Bij de ene wijze van vertalen worden deze personen hoog geacht door de apostelen, bij de andere manier van vertalen zijn ze apostelen [23]. Het blijkt dat door mensen die vertaalkeuze wordt aanvaard die past bij hun standpunt over apostelen. 

Het is duidelijk dat als je in een definitie zegt dat een apostel Jezus zelf gezien moet hebben er nu geen apostelen meer zijn: alle ooggetuigen van Jezus’ optreden op aarde zijn al lang geleden overleden! Maar zo’n definitie neerleggen is een makkelijke manier om het ‘apostelvraagstuk’ op te lossen. De Bijbel zegt namelijk niet letterlijk dat een apostel Jezus moet hebben gezien. Soms wordt als argument Efeziërs 2:19-20 aangehaald: Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen. Het argument is dan: aangezien de kerk nu ‘gebouwd’ is, zijn er geen apostelen meer nodig. Maar wat betekent deze bouw, en wat is een apostel?

Het zelfstandig naamwoord apostolos betekent ‘afgezant, bode, vertegenwoordiger, apostel’. Op zichzelf zegt het woord niets over de aard van het werk van deze bode en geeft het geen informatie over de zender. In de loop van het Nieuwe Testament vindt er een ontwikkeling plaats in de betekenis van het woord. Als de discipelen tijdens Jezus’ leven apostelen worden genoemd, dan is hieraan een duidelijke opdracht gekoppeld om op dat moment met Zijn autoriteit te handelen. Jezus roept Zijn leerlingen in Matteus 10:1 bij elkaar en geefthun de macht om onreine geesten uit te drijven en alle zieken te genezen. In vers 2 worden de leerlingen, die nu met de autoriteit van Jezus bekleed zijn, apostelen genoemd, en vanaf vers 5 krijgen ze een duidelijk omschreven opdracht hoe ze Jezus moeten vertegenwoordigen. Zender, boodschap en autoriteit worden nauwkeurig omschreven en maken tijdelijk apostelen (gezondenen door Jezus) van de discipelen. Na terugkeer van deze missie zijn de apostelen weer ‘gewoon’ discipelen.
Na Jezus’ dood, opstanding en hemelvaart verandert de aard van het apostel-begrip. De discipelen worden getuigen en vertegenwoordigers van de opgestane Heer, met als doel de verkondiging van het evangelie ‘tot aan de einden der aarde’. Jezus als zender en de verkondiging van het evangelie als boodschap zijn zo vanzelfsprekend dat het woord apostel een eigen betekenis krijgt waarin zender en doel al inbegrepen zijn.

Omdat verkondiging van het evangelie en gemeentestichting een belangrijk doel was van de apostelen uit Handelingen, denken sommige theologen dat de apostel en de verkondiger van het evangelie uit Efeze 4 dezelfde taak hadden. Het enige verschil tussen hen is dat de apostelen Jezus wel hadden gezien, maar de verkondigers niet. Volgens die gedachtegang zijn evangelisten dus de natuurlijke opvolgers van de apostelen ([21B], [24], [25A]). Dit opvolgen wil niet zeggen dat evangelisten hetzelfde gezag hebben als de apostelen van Jezus; deze hadden gezag in de gemeente van Jeruzalem en sommigen schreven één of meer Bijbelboeken. Evangelisten hebben dit gezag niet en schrijven geen toevoegingen aan de Bijbel. Evangelisten hebben wel dezelfde gaven en roeping om kerken te stichten en om mensen tot bekering te brengen. Vanuit dit standpunt gezien zijn er nu geen apostelen meer, maar wel mensen die van de Heilige Geest vergelijkbare gaven krijgen.

Zo wordt het ‘apostelprobleem’ teruggebracht naar de taak van een apostel: in de protestante visie zijn er wel mensen met dezelfde gaven als een apostel, maar geen mensen die hetzelfde gezag hebben als de Bijbelse apostelen. Om die reden wordt een brenger van het evangelie een ‘evangelist’ of ‘zendeling’ genoemd, maar geen ‘apostel’. Hiermee wordt een probleem met Efeziërs 2 vermeden.
Zou een protestante kerk een evangelist of zendeling de titel ‘apostel’ geven, dan leidt dit (mogelijk) tot gefronste wenkbrauwen bij anderen, maar een echt probleem is het niet. Sterker nog, de Rooms-katholieke Kerk en de Oosters Orthodoxe Kerk hebben een aantal zendelingen na hun dood de titel van apostel gegeven vanwege hun evangelisatie onder onbereikte volken en hun kerkstichtende werk. Zo zijn er de Twaalf Apostelen van Ierland en de Heilige Francis Xavier, de apostel van India en Japan [26].

Apostelen volgens de NAR – en tegenargumenten
Volgens de NAR moet het ambt van apostel hersteld worden. Het ambt van een apostel is fundamenteel voor de kerk en “geen kerk heeft een gebalanceerd en zuiver fundament zonder dat er het ambt van apostel en profeet aanwezig zijn.”
In de loop van de jaren is binnen de NAR de visie op apostelen uitgebouwd en uitgebreid. Inmiddels zijn er vier verschillende types apostelen, elk met een andere taak en bevoegdheid. Er zijn verticale apostelen, die aan het hoofd van een ‘apostolisch netwerk’ staan; horizontale apostelen, die aan het hoofd staan van een groep apostelen; apostelen met een dubbele gave zoals een apostel-profeet (hyphenated apostles). Als vierde zijn er marktplein-apostelen, die vooral buiten de kerk werkzaam zijn. [19E]. Het zal duidelijk zijn dat deze indeling nergens in de Bijbel te vinden is.
De NAR is het op één punt volledig eens met de protestante visie: hedendaagse apostelen hebben niet het recht om boeken aan de Bijbel toe te voegen.

Het is moeilijk om (online) artikelen en boeken te vinden waarin argumenten staan om aan te nemen dat er nu nog mensen met apostolisch gezag zijn. 
Eén argument is het volgende:
Wanneer je stelt dat apostelen en profeten alleen in de eerste eeuw na Christus in de kerk actief waren, negeer je de zin die begint in Efeze 4:11, waar staat: totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus.
Er zullen maar weinig Christenen zijn die beweren dat het Lichaam van Christus deze staat van perfectie al heeft bereikt. En daarom is er, volgens de NAR, nog steeds behoefte aan apostelen en profeten. Dit verklaart waarom God zegt dat dat het fundament van de Kerk  de ‘apostelen en profeten zijn, waarbij Jezus Christus zelf de hoeksteen is’ (Efeziërs 2:20) [27]

De vraag is of deze interpretatie van Efeze 4 juist is. Hebben we inderdaad nog apostelen nodig om de genoemde perfectie te bereiken? Het blijkt dat Wagner alleen staat in deze visie op Efeze 4.

Van den Berg [25B] belicht één kant van de algemene theologische visie op dit stuk, als hij schrijft: “Met welke bedoe­ling heeft Christus die gaven gegeven? Hij heeft dat gedaan om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot diaconaal werk, tot opbouw van het lichaam van Christus. De activiteit van de gaven moet resulteren in de activiteit van de gemeenteleden en wel hierin, dat ze elkaar dienen. Dat is de enige manier waarop het lichaam van Christus echt gebouwd wordt. […]
Wat Paulus hier zegt, is ook uitermate belangrijk. Er zijn heel wat christenen die de gaven die Christus gegeven heeft, alleen maar gebruiken voor zichzelf. Ze koesteren er alleen zichzelf in. Ze laten zichzelf er om zo te zeggen door vetmesten. En daarmee basta. […]
De gemeente van Christus is geen bedrijf waar kistkalveren worden vetgemest. Zulke kalveren zitten in geïsoleerde hokjes. Daar worden ze vetgemest. Maar ze kunnen er verder niets mee doen. Ze leren hun spieren en capaciteiten niet ontwikkelen. Daar is geen ruimte voor. […]
Maar dat gaat vierkant tegen Christus’ bedoeling in. Hij wil van de heiligen geen kist-christenen maken. Hij wil hen toerusten tot diaconaal werk. Hij wil dat ze de wanden van hun privé-bestaan doorbreken en erop uit gaan om anderen te dienen. Hij wil dat ze datgene wat ze zelf ontvangen hebben, delen met anderen en dat ze hun gaven en capaciteiten ten nutte van anderen aanwenden.
[…]
Het is belangrijk goed op het woordje ’allen’ te letten. Het is essentieel voor wat de Schrift over de gemeente te zeggen heeft. Alleen als men allen, gezamenlijk, actief is en elkaar wederzijds stimuleert in dienstbetoon, bereikt de gemeente de eenheid van het geloof en van de kennis van Christus. Dan komen er geen grote tegenstellingen binnen de gemeente wat betreft de geloofskennis. Alleen dan wordt de gemeente als geheel volwassen en blijft ze niet in haar groei steken, maar komt alles wat Christus te bieden heeft, binnen haar bereik. Hoe meer gemeenteleden zich daaraan onttrek­ken, zich van de anderen isoleren als kistkalveren en alleen maar voor zichzelf geloven, des te meer zakt de gemeente beneden het ni­veau dat Christus voor haar gesteld heeft en des te onvolwassener is ze.”

Floor [22B] trekt eenzelfde conclusie als Van den Berg: “Samen vattend: de schrijver wil met deze woorden duidelijk maken dat groei naar de volheid een groei naar de eenheid is. Hoe meer het lichaam naar het hoofd toegroeit hoe dichter de leden van het lichaam bij elkaar zijn in een eenheid van geloof en kennis. Hier ligt het geheim van ware geestelijke eenheid waartoe de apostel zijn lezers in 4,3 had opgeroepen.”

Het blijkt in Efeze 4:12-13 dus niet te gaan om een ambt dat mensen voor moet gaan in het bereiken van de volheid, zoals Wagner zegt. De boodschap van deze verzen is dat iedere individuele gelovige moet groeien om dienstbaar te zijn aan elkaar en aan het lichaam van Christus. Daardoor groeit het lichaam en is er onderlinge eenheid.

Niet alleen Wagner, ook Eckhart maakt zich sterk voor hedendaagse apostelen. Hij speelt met woorden om de aanwezigheid van hedendaagse apostelen tot een noodzaak te maken. Hij maakt onderscheid tussen het apostel-zijn en een apostolische missie, of apostolische dimensie. De apostolische missie is dat de Kerk gezonden is door Christus om het evangelie te verkondigen en kerken te stichten. Alle christenen hebben een ‘apostolische geest’, wat wil zeggen dat er een besef is van gestuurd zijn door Jezus en een focus op het uitvoeren van het Zendingsbevel. In zijn hele boek gebruikt Eckhard de termen apostel en apostolisch de ene keer voor ‘zendeling\evangelist’ en de andere keer voor ‘iemand met apostolisch gezag zoals de twaalf apostelen’. Dit maakt onduidelijk waar de grens ligt. Het grote verschil is dit: het apostel-zijn is gereserveerd voor mensen die zich  door de Heilige Geest geroepen voelen (!) als apostel. Deze mensen hebben een uitgebreidere taak [42].

Alblas vat het woordenspel van Eckhard goed samen, met de volgende uitleg :
Apostolische mensen zijn christenen die apostolische bediening ondersteunen en eraan deelnemen, maar zelf geen daadwerkelijke apostelen zijn. Apostolische mensen werken samen met apostelen om de verlorenen te bereiken via dynamische uitreiking, het stichten van kerken en het koesteren van geloofsgemeenschappen. 
Apostolische kerken zijn kerken die moderne apostelen erkennen en zich verbinden met verschillende vormen van apostolische bediening. Ze zijn actief betrokken bij het verspreiden van het evangelie en het opbouwen van geloofsgemeenschappen.
De apostolische beweging is de wereldwijde activering van apostelen en apostolische mensen door de Heilige Geest. Ze komen samen als onderdeel van een grote opwekking op aarde en zijn betrokken bij wat God vandaag de dag doet [19F].

Inhoudelijk geeft Eckhard maar één argument waarom er nog apostelen moeten zijn. Dit argument is gebaseerd op Handelingen 1:15-26, waarin de lege plek van Judas Iskariot wordt ingevuld door de benoeming van Mattias als apostel. Het belangrijkste deel van de redenatie berust op het citaat uit Psalm 109:8 in Handeling 1:20. In Handelingen 1:20 staat: In het boek van de Psalmen staat namelijk geschreven: “Laat zijn woonplaats een woestenij worden en laat niemand daar meer verblijven.” En ook: “Laat een ander zijn taak overnemen.”

In Psalm 109:8 staat: Dat zijn dagen geteld zijn, een ander zijn ambt overneemt.

Op basis van deze verzen schrijft Eckhard dat de discipelen bijeen kwamen om de vacature op te vullen die was achtergelaten door Judas Iskariot. Ze handelden op basis van het profetische woord van David in de Psalmen. Let op – zegt Eckhard – dat het profetische woord, zoals geciteerd in Handelingen 1:20, deze bediening als een ambt identificeert. De betekenis van het profetische woord was daarom dat een ander het vacante ambt moest vervullen. Het is de wil van God dat iemand het ambt van apostelschap van generatie op generatie vervult. Mensen sterven, maar ambten blijven bestaan. Dit geldt zowel in de seculiere wereld als in de Kerk, vergelijkbaar met het ambt van president van de Verenigde Staten. Als de president sterft, sterft het ambt niet met hem; iemand anders neemt zijn plaats in. Hetzelfde geldt voor het ambt van apostelschap. Hoewel de vroege apostelen zijn gestorven, blijft het ambt van apostelschap tot op de dag van vandaag bestaan. Een ambt is een positie van gezag, plicht of vertrouwen die aan een persoon wordt gegeven. De persoon in het ambt moet de taken van het ambt trouw uitvoeren. De apostel is een ambtsdrager van de Kerk. Als ambtsdrager heeft de apostel taken en functies uit te voeren. Het is altijd de wil van God geweest dat dit ambt van generatie op generatie wordt uitgeoefend. Het was nooit Zijn wil dat het vacant zou zijn, nog steeds volgens Eckhard [28].

De vraag is: heeft hij gelijk? Is het apostelschap een ambt dat steeds opnieuw vervuld moet worden?
In Psalm 109 is in de gangbare Nederlandse vertalingen inderdaad sprake van een ambt. Dit woord is een vertaling van een Hebreeuws woord dat ‘ordening aanbrengen’ of ‘de leiding hebben’ betekent. Maar hoe zit dat in Handelingen 1? Is het feit dat er in de door Eckhard geciteerde vertaling (The New King James Version) gesproken wordt van een ‘ambt’ het bewijs dat er sprake is van het ‘doorgeven van het stokje’ van de ene apostel naar de andere? Als je verschillende vertalingen van Handelingen 1:20 in het Engels vergelijkt, dan zie je dat het woord office (ambt) ook op heel andere manieren vertaald wordt [30].

Ook in het Nederlands wordt Handelingen 1:20 in verschillende vertalingen anders weergegeven:
– In het boek van de Psalmen staat namelijk geschreven: “Laat zijn woonplaats een woestenij worden en laat niemand daar meer verblijven.” En ook: “Laat een ander zijn taak overnemen.” (Handelingen 1:20 NBV’21)

Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont. En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen. (Handelingen 1:20 HSV)

Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: Zijn plaats worde woest en er zij niemand, die erop woont, en: Een ander neme het opzicht, dat hij had. (Handelingen 1:20, NBG’51)

De NBV’21 spreekt van een taak, niet van een ambt. In de HSV wordt er gesproken van ambt als opzichter. De NBV’51 gebruikt het woord ambt niet, maar spreekt van het opzicht hebben. Het woord dat in de NBV’21 wordt vertaald als taak is het Bijbels Griekse ἐπισκοπή (episkopē). Dit is afgeleid van het werkwoord episkeptomai, dat onder andere de betekenis heeft van oppassen op, verzorgen, toezicht houden, inspecteren, de zieken verzorgen. [31]  In 1 Timoteüs 3:1 wordt het uitvoeren van deze taak  ‘leider van de gemeente’ (NBV), het ambt van opziener (HSV) of het opzienersambt (NBG’51) genoemd. Het is iemand die de plaatselijke gemeente leiding geeft. Mensen kunnen naar deze taak streven of verlangen; het is dus een taak die door meerdere mensen gedaan kan worden, zolang ze aan de kwalificaties voldoen (1 Timoteüs 3:2-7).

Er zijn dus duidelijke argumenten tegen het idee van de NAR over apostelen. Efeze 4 geeft geen aanwijzing dat er apostelen moeten zijn om kerk te leiden zodat deze zal groeien. Het gaat om individuele groei en onderling dienstbetoon wat leidt tot externe groei en eenheid, waardoor Christus’ doel met zijn Kerk wordt bereikt. Ambten kunnen dit opstarten, maar de uitvoering en verantwoordelijkheid ligt bij elke gelovige.
Mattias werd toegevoegd werd aan de apostelen (Handelingen 1:26) en hij kreeg een taak die -onder andere-  het toezichthouden op de gemeente inhield. Er was er op dat moment maar één: de gemeente in Jeruzalem. De toezichthoudende taak op een plaatselijke gemeente kon later, toen er meer gemeenten waren, ook door anderen gewenst en gedaan worden (1 Timoteüs 3). Het aanwijzen van Mattias als apostel is daarmee geen bewijs voor een voorgaande lijn van apostelen door de eeuwen heen.

Problemen met hedendaags apostelschap
Zoals hierboven genoemd: het gevoel “geroepen te zijn tot apostel” bepaalt of iemand een apostel is. Blijkbaar moet iedere gelovige door een apostel ‘geactiveerd worden’ voordat deze zich als gezondene kan inzetten; de ene apostel kiest dus de volgende. Waar is dan de roeping door God?
Wagner geeft een uitgebreidere omschrijving voor het (h)erkennen van een apostel: een apostel wordt herkend op basis van (Goddelijke) openbaring, door opleiding en door de vruchten die ze voortbrengen. Deze erkenning van een apostel moet plaatsvinden door het lichaam van Christus doordat zij ziet dat iemand de geestelijke gave en autoriteit als apostel ontvangen heeft. Ook hier zie je dat openbaring en erkenning door mensen een belangrijke rol speelt om apostel te zijn [29]

Samengevat is de basis voor mensen met apostolisch gezag in de hedendaagse kerk niet geworteld in een algemeen aanvaarde uitleg van de Bijbel, maar vooral in gevoel en erkenning van mensen. Dat is een smalle basis met veel risico voor zo’n hoge positie.

[1]  Handelingen 14:4; Romeinen 16:7; Galaten 1:9

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten

[19] Alblas, Hans. 2022. A Different Breed/ . Second, fully revised edition: How to Relate to the New Apostolic Reformation. Omnicus.
[19E] blz. 39-40
[19F] blz. 34

[21] Van Roon, A. 1976 De Brief van Paulus Aan de Epheziërs. Uitgeverij C.F. Callenbach B.V.
[21A] blz. 107
[21B] blz. 107
[21C] blz. 107

[22] Floor, L. 1995. Efeziërs: Eén in Christus. Kok
[22A] blz. 152
[22B] blz. 153-157

[23] Centrum voor Bijbelonderzoek. Z.j. “Romeinen 16:7”. Internetversie Studiebijbel.  < https://online.studiebijbel.nl&gt; . Bezocht op 29 augustus 2017

[24] Bruce, F. 1993. The epistles to the Colossians, to Philemon, and to the Ephesians. William B Eerdmans Publishing Company. Blz. 346-347.

[25] Van den Berg, MR. 1981. De brief aan de Efeziërs: hoofd en lichaam. Buijten & Schipperheijn
[25A] blz. 77
[25B] blz. 79-81
[25C] blz. 77

[26] ] Christianity Stack Exchange. 19-08-2021. “Are There Any Denominations That Believe in Contemporary Apostles, and If So, How Is a Person Called to Be an Apostle according to Them?” <christianity.stackexchange.com/questions/84590/are-there-any-denominations-that-believe-in-contemporary-apostles-and-if-so-ho>. Bezocht op 30 april 2024.

[27] C. Peter Wagner. 2000. Apostles and Prophets: the foundation of the Church. Baker Books. (e-book zonder paginanummers).

[28] ] Eckhardt, J. 2017. Moving in the Apostolic. Chosen Books. (e-book zonder paginanummers).

[30] Bible Hub. Z.j. “Acts 1:20 – Matthias Replaces Judas.”  <biblehub.com/acts/1-20.htm.>  Bezocht op 30 april 2024.

[31] Blue Letter Bible. 2024. “G1984 – episkopē – Strong’s Greek Lexicon (kjv)”. <www.blueletterbible.org/lexicon/g1984/kjv/tr/0-1> . Bezocht op 30 april 2024.

[42] Leven Met God En de Bijbel. 2 oktober 2023. “NAR-Woorden in the Passion Translation.” <levenmetgodendebijbel.nl/nar-woorden-the-passion-translation/>. Bezocht 6 mei 2024.

De New Apostolic Reformation: wat is dat?

De New Apostolic Reformation (NAR) is een beweging, geen specifieke kerk, die ideeën over de rol van leiderschap en de doelen van christelijke gemeenten omvat. C. Peter Wagner, de grondlegger, heeft invloedrijke concepten ontwikkeld, zoals de vijfvoudige bediening, die apostelen en profeten omvat. NAR-gemeenten delen gemeenschappelijke waarden, waaronder een sterke nadruk op evangelisatie en het zien van de Bijbel als autoriteit. Deze beweging heeft geleid tot discussies binnen de VPE over haar relevantie en impact.

In de voorbereiding van de cursus vroegen de oudsten mij om aandacht te besteden aan vier onderwerpen:
– Uitdiepen van het jaarthema ‘Leven als Jezus’
– De Bijbelse visie op genezing
– De New Apostolic Reformation (NAR)
– Het welvaartsevangelie

De eerste twee onderwerpen zijn de afgelopen weken besproken. Van deze onderwerpen wist ik al iets, maar van de NAR bijna niets. En nadat ik hier in de cursus over had verteld, was de eerste vraag die ik kreeg: ‘waarom heb je dit onderwerp besproken?’ Daarom begin ik met een overzicht van de NAR en met de reden waarom dit relevant is in de Pinkstergemeenten.

Wat is de New Apostolic Reformation?
De New Apostolic Reformation is geen kerk of organisatie, maar een verzamelnaam voor een groep die ideeën heeft rondom leiding in en taken en het doel van christelijke gemeenten. Kerkgenootschappen die het woord ‘Apostolisch’  in hun naam hebben, hoeven daarom niets met de NAR te maken te hebben. En andersom: in gemeenten die zich een evangelische of pinkstergemeente noemen, kunnen de gedachten van de NAR volop aanwezig zijn. Voor de leesbaarheid van dit stuk, worden kerken waarin dit gedachtegoed aanwezig is, NAR-gemeenten genoemd.
Termen die erg dicht tegen de NAR aan liggen zijn Kingdom Now, Dominion Theology, Third Wave, Latter Rain, Joel’s Army, Manifest Sons of God en Charismatic Renewal . Binnen het gedachtegoed van de NAR zijn ideeën uit al deze stromingen terug te vinden, al vermijdt de NAR ook een aantal dwalingen die bij eerdere bewegingen op de voorgrond stonden.

C. Peter Wagner, grondlegger van de NAR
Wie New Apostolic Reformation zegt, zegt C Peter Wagner (1930– 2016). Hij is de grondlegger van de NAR en schrijver van diverse boeken over apostelen, profeten en de toekomst van de kerk. Na vijftien jaar zendeling geweest te zijn in Bolivia, werd Wagner professor in kerkgroei aan het Fuller Theological Seminary. In die tijd maakte hij een sterke verandering in zijn geloof(sbeleving) door.
Oorspronkelijk moest hij niets van de Pinkstergemeente hebben. Vanaf 1970 gaat Wagner de ‘technische principes van kerkgroei’ bij Pinkstergemeenten bestuderen, en onder invloed van John Wimber gaat hij zich verdiepen in de profetische bediening, goddelijke genezing en bevrijding van demonen. Hierdoor verandert hij van gedachten rondom de Pinksterkerken. Later voegt hij aan zijn aandachts- en lesgebieden geestelijke oorlogsvoering (Spiritual Mapping) en gebedsevangelisatie toe. Vanaf ongeveer 1995 wordt een Nieuwe Apostolische Reformatie hét brandpunt van Wagners werk. Hij ziet dit als een beweging die minstens net zo belangrijk is als de Protestante Reformatie van begin 16e eeuw (o.a. Maarten Luther, Johannes Calvijn). [19A]‌

Kernwaarden van NAR-gemeenten
De kerken die het gedachtegoed van Wagner hebben overgenomen delen een vijftal ‘kernwaarden’. Verder is er een onderliggende filosofie die de koers van de kerk bepaald.

De vijf gemeenschappelijke kernwaarden zijn [19B]:
1. Absolute theologische normen. Hoewel de NAR-gemeenten zich in hun organisatie en uitdrukking cultureel aanpassen (of rekening houden met de context), geloven ze in absolute waarden. Ze zijn het eens over de kern van hun theologie. De lijst met absolute waarden wordt bewust zo kort mogelijk gehouden (*).
2. Op de buitenwereld gerichte ecclesiologie[1]: een sterke nadruk op het bereiken van de verloren zielen.
3. Optimistische eschatologie[2]: spirituele overwinningen zullen de spirituele nederlagen blijven overtreffen.
4. Relationele organisatie: vertrouwde individuen komen in de plaats van formeel vastgelegde bestuursstructuren.
5. Vertrouwde leiders. Individuen krijgen meer autoriteit, waardoor ze met een duidelijke visie en grote creativiteit kunnen leiden.

(*) Drie absolute theologische waarden van de NAR-gemeenten zijn:
a. De Bijbel is waar en vormt de basis voor goed en juist handelen (normatief). Het is de absolute autoriteit voor geloof en praktijk.
b. Jezus Christus is God en Heer.
c. Naar de hemel of de hel gaan hangt af van iemands individuele relatie met Christus.

Drie morele niet-onderhandelbare punten zijn:
d. Menselijk leven begint bij de conceptie.
e. Homoseksualiteit is een zonde tegen God.
f. Buitenhuwelijkse heteroseksuele relaties zijn ook zonde.

Filosofie van NAR-gemeenten
De onderliggende filosofie van de NAR is gebaseerd op twee belangrijke aannames [19C]. De ene is ecclesiologisch, de andere eschatologisch.

Ecclesiologisch is de erkenning van het ambt van de apostel binnen de NAR fundamenteel.
De eschatologische aanname is dat we in de eindtijd leven en dat er een laatste oogst – een wereldwijde opwekking waarbij velen zich bekeren – zal voor de wederkomst van Christus. Om klaar te zijn voor deze laatste episode van de wereldgeschiedenis, is volgens de filosofie van de NAR het ‘herstel van de vijfvoudige bediening’ absoluut vereist.

De vijfvoudige bediening
Als het gaat om leiding in de kerk, dan wordt er geregeld gesproken over de zogenoemde ‘vijfvoudige bediening’. Deze term is gebaseerd op een gedeelte uit Efeziërs 4:
Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft. Daarom staat er: ‘Toen Hij opsteeg naar omhoog, voerde Hij gevangenen mee en schonk Hij gaven aan de mensen.’ ‘Hij steeg op’ – wat betekent dat anders dan dat Hij ook is afgedaald naar wat lager ligt, naar de aarde? Hij die is afgedaald is dezelfde als Hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen. En Hij is het die zowel apostelen heeft aangesteld als profeten, zowel verkondigers van het evangelie als herders en leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen. Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toegroeien naar Hem die het hoofd is: Christus. Vanuit dat hoofd krijgt het hele lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt op eigen wijze bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde. (Efeziërs 4:7-16).

Op basis van de verzen 11-13 in Efeziërs 4 stelt de NAR dat er in een gemeente vijf verschillende bedieningen aanwezig moeten zijn: apostelen, profeten, verkondigers van het evangelie / evangelisten, herders en leraars.
Over de laatste drie, evangelist, herder en leraar, is in de volle breedte van de kerk weinig discussie. Iedereen erkent dat er nog steeds mensen geroepen worden om Gods gemeente te dienen als evangelist (of zendeling), herder en/of leraar. Theologische universiteiten, scholen en cursussen leiden mensen op voor deze drie taken.
Met de taken van apostel en profeet ligt het anders. Vooral traditionele kerken zeggen dat er geen apostelen en profeten meer zijn. In evangelische kerken en pinkstergemeenten zijn de meningen verdeeld.

Binnen de NAR zijn in de afgelopen decennia de ambten van de evangelist (jaren 1950), predikant (jaren 1960), leraar (jaren 1970), profeet (jaren 1980) en tenslotte apostel (jaren 1990) ‘hersteld’. De NAR ziet zichzelf als de ‘nieuwe wijnzak’ van God. De erkenning van de apostel is de voltooiing ervan en een vereiste voor het ontvangen van speciale kracht (vaak zalving genoemd). Deze zalving zou noodzakelijk zijn voor de buitengewone dingen die de generatie in de eindtijd volgens Gods roeping moet doen.

Doel van de NAR
De doelstelling van de NAR is om de diverse denominaties (kerken en christelijke groepen) samen te voegen tot één wereldwijde kerk die aan het eind de duivel zal overwinnen. Daarbij zullen deze denominaties de normen en waarden van de NAR moeten aanvaarden. De NAR onderwijst dat de Here Jezus zal terugkomen, de tweede wederkomst, maar ze geloven niet in een opname van de gemeente voor de verdrukking. Vanuit de NAR leert men dat de Here Jezus pas terug kan komen nadat de gelovigen de aarde onder hun controle hebben gekregen [20].

Waarom spreken over de NAR?
De Pinkstergemeente Jozua is lid van de Vereniging van Pentecostale en Evangelische Gemeenten (VPE).

De VPE is een geloofsgemeenschap van plaatselijke gemeenten die zich committeren om met elkaar het goede nieuws van de verlossing door Jezus Christus aan alle mensen bekend te maken door woord en daad en vanuit de kracht van de Heilige Geest. Zij wil daarin de volgende kenmerken nastreven: betrouwbaarheid in dienstbetoon, balans in Woord en Geest en betrokkenheid bij elkaar en de maatschappij waarin we leven. (https://vpe.nl/dit-zijn-wij/)

In 2016 is er in de VPE een hevige discussie geweest over de organisatie en de wijze van leiding binnen de aangesloten gemeenten. In deze discussie stonden voorstanders van het NAR-gedachtegoed tegenover leden die dit afwezen. Uiteindelijk heeft de VPE niet voor de NAR gekozen, maar dit geeft wel aan dat het gedachtegoed breed leeft. Ideeën uit de NAR kunnen ‘zomaar’ opduiken binnen de PG Jozua. Kennis van de NAR nodig is om een juiste keuze te kunnen maken. Daarom kijken we volgende week uitgebreid naar wat de NAR leert over apostelen, profeten en andere zaken.


[1] Ecclesiologie is de studie van de kerk, met name haar oorsprong, structuur, functies, doel, en relaties met de gelovigen en de wereld. Het houdt zich bezig met de theologische en organisatorische aspecten van kerken en religieuze gemeenschappen.

[2] Eschatologie is het deel van de theologie dat zich bezighoudt met de eindtijd, inclusief zaken zoals het einde van de wereld, het laatste oordeel, de wederkomst van Christus, de opstanding van de doden, en het lot van zielen na de dood.

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten
[19] Alblas, Hans. 2022. A Different Breed/Second, fully revised edition: How to Relate to the New Apostolic Reformation. Omnicus.
[19A] blz. 29-31
[19B] blz. 33
[19C] blz. 32-33

[20] Hobé, Jos 2016 “De New Apostolic Reformation – Rejoice Now.” Rejoicenow.nl. <www.rejoicenow.nl/rejoicenow.nlde-new-apostolic-reformation/> Bezocht op 3 Mei 2024.

Zie je het nog?

Een bewerking van de preek gehouden op 16 maart 2025

Het volk van Israël heeft 40 jaar door de woestijn gezworven. Volgens Numeri 14:29 is iedereen gestorven die, toen de verspieders terugkwamen, twintig jaar en ouder waren. Er zijn nog maar drie personen over van boven de tachtig: Mozes, Jozua en Kaleb. In die veertig jaar in de woestijn zijn de kleine kinderen ouders geworden en het volk is gegroeid en verjongd. Nu staan ze klaar om het beloofde land binnen te gaan. Voor deze grote groep houdt Mozes een toespraak, waar we een klein stukje uit lezen:

1 Mozes riep het hele volk van Israël bijeen en sprak het als volgt toe: ‘U hebt in Egypte met eigen ogen gezien wat de HEER allemaal heeft gedaan met de farao en al zijn dienaren, en met heel zijn land. 2U was getuige van zijn grootse daden en tekenen en wonderen, 3 maar tot op de dag van vandaag heeft de HEER u geen inzicht gegeven, u de oren en ogen niet geopend. 4 Veertig jaar lang heeft Hij u door de woestijn geleid en in al die tijd raakten uw kleren en uw sandalen niet versleten, 5 en had u geen brood en geen wijn of bier nodig. Dat moest u ervan doordringen dat Hij, de HEER, uw God is. 6 Toen wij vervolgens hier aankwamen, trokken koning Sichon van Chesbon en koning Og van Basan tegen ons ten strijde. Maar wij versloegen hen 7 en namen hun land in bezit; dat hele gebied werd aan de stammen Ruben en Gad en aan de helft van de stam Manasse toegewezen. 8 Houd u daarom aan de regels van dit verbond, opdat u slaagt in alles wat u doet. (Deuteronomium 29)

Wij lezen dit en denken: wat een wonder! Veertig jaar lang geen slijtage van je kleding en elke dag eten en drinken zonder ervoor te werken. Misschien zijn we zelfs een beetje jaloers: veertig jaar gratis eten en geen kleren kopen, wat zorgt God goed voor de Israëlieten.
Maar ik kan me voorstellen dat een twaalfjarig na deze toespraak aan zijn ouders vroeg: ‘Mozes gebruikte zo’n raar woord. Hij zei dat kleren en schoenen verslijten. Wat is dat, verslijten?’ En waarschijnlijk kreeg dit kind als antwoord van zijn ouders, die hooguit midden dertig waren: ‘Ik heb geen idee waar Mozes het over heeft; laten we dat aan één van de oudsten vragen’.

Voor hen was het gewoon zo: manna ligt elke dag op de grond, en kleren en schoenen hoef je nooit te vervangen. Zo is het leven. Je ziet nergens dat ze God hiervoor danken, integendeel. Op een gegeven moment gaan ze mopperen dat ze het manna zat zijn en ze wel een keer iets anders willen eten. Wij zeggen: wat een wonder. De Israëlieten zeiden: hoezo een wonder? Zo werkt het toch gewoon? En die wonderen in Egypte, die ze ‘met eigen ogen hadden gezien’? Voor de mensen van 50 tot 60 klopte dat nog wel; zij hadden de uittocht bewust meegemaakt.  Maar voor de rest waren het ‘verhalen van vroeger’, niet relevant voor het dagelijkse verblijf in de woestijn. Hoezo ‘een wonder’? Wie zegt dat het echt precies zo gebeurd is?
Het gebrek aan ervaring verklaart voor een deel waarom de Israëlieten moeite hebben met het zien van de dagelijkse wonderen. Maar er is een tweede reden. In vs. 2-3 zegt Mozes:  U was getuige van zijn grootse daden en tekenen en wonderen, maar tot op de dag van vandaag heeft de HEER u geen inzicht gegeven, u de oren en ogen niet geopend.

Geeft Mozes hier God de schuld dat het volk de wonderen niet ziet? Zo van: als de HEER jullie ogen maar geopend had, dan …
Nee, je kunt dit vergelijken met wat Jezus zegt in Matteüs 13:
10 De leerlingen kwamen naar [Jezus] toe en vroegen: ‘Waarom spreekt U in gelijkenissen tot [de mensen]?’ 11 Hij antwoordde: ‘Het is jullie gegeven de geheimen van het koninkrijk van de hemel te kennen, maar hun niet. 12 Want wie heeft, hem zal nog meer gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. 13 Dit is de reden waarom Ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen. 14 In hen komt deze profetie van Jesaja tot vervulling: “Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben. 15 Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou Ik hen genezen.” 16 Gelukkig zijn jullie ogen omdat ze zien, en jullie oren omdat ze horen! 17 Want Ik verzeker jullie: vele profeten en rechtvaardigen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en te horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen.

Waarom zagen de Israëlieten in de woestijn niet wat een wonder het manna was, hoe wonderlijk het was dat kleren en schoenen niet versleten? Niet alleen omdat het gewoon was. Waarom zagen de mensen in Jezus’ dagen niet wie Jezus echt is? Niet alleen omdat er meer rabbi’s waren.  Jezus zegt: Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen.

Erkennen dat je een wonder ziet, is toegeven dat er Iemand wonderen kan doen zoals Hij dat wil. Erkennen dat de Messias tegenover je zit, is toegeven dat Hij heel anders is dan dat jij wilt dat Hij is. Dat past niet in het wereldbeeld van mensen. Zeker niet in de gedachten van mensen uit de 19e – 21e eeuw. Wij leven in een wereld van wetenschap, van bewijs, van zien is geloven. Vroeger, in de romantiek, zeiden mensen: ‘het lot heeft ons samengebracht’. Tegenwoordig is het: ‘een reeks van elkaar opvolgende statistisch onwaarschijnlijke gebeurtenissen heeft ervoor gezorgd dat we samen zijn’. Alles moet verklaard en beredeneerd worden. Wonderen zijn per definitie niet verklaarbaar, en ‘dus’ bestaan ze niet.

Ik geloof dat God wonderen deed en doet. Ik heb zelf meer dan eens een wonder meegemaakt.
Ik geloof ook dat wonderen zeldzaam zijn. Daardoor zijn we geneigd ze te vergeten of in te bedden. Als een wonder net is gebeurd, dan ben je er vol van. Maar na een poosje heeft het geen ‘lading’ meer: het is toen zo gebeurd, en het leven ging verder. Net als met het manna en de onverslijtbare kleding. Het leven is zoals het is, wie kijkt er nog naar wonderen?
Het is daarom goed om je de wonderen die God heeft gedaan te herinneren en ze te delen om jezelf en anderen te bemoedigen. Door wonderen te delen, kun je ogen, oren en harten van wie dat wil openen om meer van God te zien.

Er zit nog een les is het gedeelte uit Deuteronomium: manna en onverslijtbare kleding waren zo gewoon dat je er niet meer over nadacht. Maar denk eens na:

  • Je bent vanochtend opgestaan: niet omdat er een luchtalarm afging dat er raketten op je land werden afgevuurd, niet omdat er drones je huis kapot maakten, maar omdat de wekker afging. Heel gewoon, zoals elke morgen.
  • Je hebt vanochtend ontbeten. Daarvoor hoefde je niet akkers af te struinen in de hoop om iets eetbaars te vinden. Je hoefde niet een klein, vier dagen oud broodje met z’n drieën te delen, waarbij je maar hoopt dat je vanmiddag nog ergens iets te eten vindt. Nee, je deed de koelkast, broodtrommel of voorraadkast open en je koos uit de overvloed die daar lag waar je zin in had om te eten. Heel gewoon, zoals elke morgen.
  • Je ging op zondagochtend na het ontbijt naar de kerk. Je verliet je stevig huis met stenen muren en een dak dat niet lekt, je maakte gebruik van een goed onderhouden weg zonder gaten om hier te komen. Je hoefde niet bang te zijn dat iemand zal verraden dat je naar de kerk gaat, en je zit op een (redelijk) comfortabele stoel naar een elektrisch versterkte preek te luisteren. Heel gewoon, zoals elke zondag.

Nu kun je zeggen: dat zijn geen wonderen. En dat klopt. Afwezigheid van oorlog, aanwezigheid van eten en drinken, een huis hebben, naar de kerk gaan: dat is heel gewoon. Net zo gewoon als veertig jaar lang manna hebben, of veertig jaar lang geen nieuwe kleding hoeven kopen. Maar gewoon is niet vanzelfsprekend. Opstaan, eten, drinken, ruimtelijke voorzieningen, een kerkdienst: het zijn zegeningen. Redenen om God dankbaar te zijn. Redenen om om te kijken naar mensen die het minder hebben. Zie je dat gewone dingen helemaal niet zo gewoon zijn, maar een reden tot dankbaarheid? Zie je het wonder nog?

Daar, op het podium van de kerk, staat een leeg kruis. Het wijst naar een bekend verhaal. Jezus hing aan het kruis; Hij betaalde onze schuld en stond op uit de dood. Heel gewoon: dat hoor je elke zondag vertellen. Misschien al wel veertig jaar lang.

Zie je het wonder nog?

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

De preek liever luisteren? Dat kan hier:

Genezing en geloof

Dit artikel bespreekt de rol van geloof in de genezing door Jezus. Er worden verschillende soorten geloof besproken, waaronder dat van Jezus zelf, omstanders, en de zieke. Het benadrukt dat genezing niet alleen afhangt van het geloof van de zieke, maar ook van de context en de overtuiging van anderen. Ziekte wordt niet gezien als een bewijs van onvoldoende geloof, en het artikel roept op tot een beter begrip van de diverse factoren die bijdragen aan genezing, inclusief de trouw van God.

Cursus: zijsporen en omwegen (VI)

Een vorige keer heb ik de argumenten genoemd die je veel tegenkomt om wonderen van genezing te claimen. Samengevat komt het op de volgende argumenten neer:

  1. De duivel is de oorzaak van alle ziekten.
  2. Toen Jezus op aarde was, genas Hij iedereen, dus God wil iedereen genezen.
  3. Toen Jezus aan het kruis stierf, stierf Hij niet alleen voor onze zonden, maar ook voor onze lichamelijke genezing. Door Zijn striemen is ons genezing geworden.
  4. Iedereen die gelooft, heeft daardoor recht op genezing hier en nu.

Deze keer is het laatste argument aan de beurt. Klopt het dat iedereen die gelooft in genezing door Jezus hier en nu genezen wordt?

Geloof is belangrijk
Als je naar Jezus gaat, als je God aanroept, dan moet je wel weten wie Hij is. Zoals ook in Hebreeën 11:6 staat:  Zonder geloof is het onmogelijk God vreugde te geven; wie Hem wil naderen moet immers geloven dat Hij bestaat en dat Hij beloont wie Hem zoeken. Door geloof en bekering worden we gered. Maar hoe zit het met geloof voor genezing?

In de evangeliën zie je verschillende ‘soorten van geloof’ als het gaat om genezing [11D]. Als eerste het geloof van Jezus Zelf. Er staat diverse keren in de evangeliën dat Jezus ‘allen genas’. Als we nadenken over al deze mensen die genezen werden, dan kunnen we ons afvragen: hadden al deze mensen geloof? Waarschijnlijk niet. Hebben er ook twijfelaars en sceptici tussen gezeten? Waarschijnlijk wel! Waarom genazen ze dan toch? Omdat Jezus de wil van Zijn Vader deed. In Johannes 5 geneest Jezus de man die al 38 jaar lang verlamd is. Als Jezus hem vraagt of hij gezond wil worden, begint deze man te praten over het water van Bethesda dat in beweging moet komen. Blijkbaar beseft de man totaal niet dat Jezus hem kan genezen. Ondanks dat deze man er niets van begrijpt, geneest Jezus hem. Als de Farizeeërs hem even later vragen wie hem genezen heeft, weet deze man dat niet eens (Joh.5:13). Deze man kon eigenlijk geen geloof hebben; hij wist niet eens wie hem genezen had. Maar toch genas Jezus hem.
Je ziet vaker dat Jezus iemand geneest die daar geen geloof voor heeft. Een voorbeeld is de genezing van het oor van Malchus (Luk.22:51, Joh,18:10). Malchus was een van de soldaten die Jezus kwam arresteren, maar Petrus pakte zijn zwaard en hakte het oor van Malchus af. Ik denk niet dat Malchus op dat moment geloof had dat de man die hij probeert te arresteren hem zou genezen. Maar Jezus geneest hem toch.

Een tweede vorm van geloof die we tegenkomen is die van omstanders, in Lucas 5:17-25: Toen Jezus op een dag onderricht gaf, bevonden zich onder zijn gehoor ook farizeeën en wetsleraren die uit allerlei plaatsen in Galilea en Judea en uit Jeruzalem waren gekomen. De kracht van de Heer was werkzaam in Hem, opdat Hij zieken zou genezen. Er kwamen een paar mannen met een verlamde op een draagbed, die ze naar binnen wilden brengen om hem voor Jezus neer te leggen. Maar ze zagen geen kans om door de mensenmassa heen te komen, en dus gingen ze het dak op en lieten hem op het bed door een opening in het tegeldak naar beneden zakken tot vlak voor Jezus. Toen Hij hun geloof zag, zei Hij tegen de man: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’  De schriftgeleerden en de farizeeën begonnen zich af te vragen: Wie is die man dat Hij deze godslasterlijke taal spreekt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? Maar Jezus wist wat ze dachten en zei tegen hen: ‘Vanwaar toch al die bedenkingen? Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ En Hij zei tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ En onmiddellijk stond hij voor de ogen van alle aanwezigen op, pakte het bed waarop hij altijd had gelegen en vertrok naar huis, terwijl hij God loofde.

Jezus heeft de kracht van God, Hij kan genezen. Dan gaat het dak open, en een verlamde man komt de zaal binnenzakken. Dan staat er: toen Jezus hun geloof – van de mannen die het bed lieten zakken –  zag, zei Hij tegen de verlamde man: Uw zonden zijn u vergeven. Dat is raar, vind je niet? Je zou verwachten dat Jezus zou zeggen: Sta op en wandel. Het lijkt erop dat de verlamde man er zelf weinig vertrouwen in had dat Jezus iets kon doen. Mogelijk wist hij heel goed dat hij gezondigd had, en durfde hij er daarom geen geloof in te hebben dat Jezus iets zou doen. Maar de mannen die hem door het dak lieten zakken hadden dat geloof in Jezus wel! En dat is genoeg. Als eerste geneest Jezus de man van zijn last van zonde en zijn angst om Jezus onder ogen te komen. En pas daarna, als ondersteuning van wat de mensen horen, laat Hij een wonder zien.

Voor de laatste vorm van geloof is het belangrijk dat het woord voor genezing (σώξώ) in de zin ‘uw geloof heeft u gered’ zowel gebruikt wordt voor fysieke genezing als een nauwe relatie met God en redding van oordeel (*).

Lucas 17:11-19:
Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. Toen Hij daar een dorp wilde binnengaan, kwamen Hem tien mensen tegemoet die door een huidziekte onrein waren; ze bleven op een afstand staan. Ze verhieven hun stem en riepen: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ Toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: ‘Ga u aan de priesters laten zien.’ Terwijl ze gingen werden ze gereinigd. Een van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. Hij viel neer aan Jezus’ voeten om Hem te danken. Het was een Samaritaan. Toen zei Jezus: ‘Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan alleen deze vreemdeling?’ Hij zei tegen de Samaritaan: ‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’ (of: genezen)

Meerdere keren lees je in de Bijbel dat er staat: uw geloof heeft u genezen \ gered. Daarbij gaat het niet alleen om de lichamelijke genezing, maar ook om de redding.

Als Jezus dit zegt tegen de bloedvloeiende vrouw (Marcus 5:34): Toen zei Hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered, mijn dochter; ga in vrede, u bent van uw kwaal genezen.’, dan is haar geloof een voorbeeld voor Jaïrus, die niet gelooft dat Jezus zijn overleden dochter kan helpen. Tegen hem moet Jezus zeggen (Marcus 5:36):  Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ Het verhaal draait niet om de genezing, maar om de oproep om te beseffen wie Jezus is en om de naamloze vrouw te volgen in haar geloof.

Mensen kunnen geloof hebben in redding door Jezus. Deze redding kan zowel lichamelijk zijn (genezing) als verlossing.

Geloof je onvoldoende wanneer je niet geneest?
 Mensen die langdurig ziek zijn, en na gebed, zalving en proclamaties van genezing ziek blijven, krijgen soms het verwijt: als je maar genoeg geloofde, dan zou je wel beter worden. Is dat terecht?

Bij (langdurige) ziekte is het goed om na te denken over de oorzaak. Als je ontdekt dat de ziekte het gevolg is van verkeerd omgaan met je lichaam – zoals drie keer per dag bij de Mac eten -, of een duidelijke boodschap van God is om je te bekeren, doe daar dan iets mee. Als je merkt dat je niet echt gelooft dat God de macht heeft om te genezen, dan is het tijd om dat ongeloof aan te pakken. Bitterheid, niet willen vergeven, kunnen ons geestelijk ziek maken.

Maar houdt een ‘tekort aan geloof’ genezing tegen? Om dit aan te tonen wordt soms Marcus 6 : 1-6 aangehaald: [Jezus] vertrok weer en ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen. Toen de sabbat was aangebroken, gaf Hij onderricht in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: ‘Waar haalt Hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die Hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zussen niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan Hem. Jezus zei tegen hen: ‘Een profeet wordt overal erkend behalve in zijn vaderstad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’ Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas. Hij stond verbaasd over hun ongeloof.

Zie je wel: ze geloofden niet en daarom kon Jezus geen wonder doen. Maar dan lees je over vers 2 heen, waar staat: En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen!  Je leest hier dat de mensen geloof hadden dat Jezus wonderen deed: ze spraken er zelfs over! Waarom kon Jezus geen wonderen doen? Niet omdat de mensen niet geloofden in Jezus’  wonderen, maar omdat ze niet geloofden dat Hij de Messias is. Wonderen hadden daarom geen zin.

Vaak is de oorzaak van ziekte niet zo duidelijk, en weet je niet waarom de ziekte blijft. Hiervoor zei ik dat er drie zijn die geloof voor genezing (kunnen) hebben: Jezus, omstanders en de zieke.  Als genezing uitblijft, dan wordt altijd gewezen naar de zieke: jij moet meer geloven! Maar de andere twee dan, die geloof kunnen hebben voor genezing?

Stel dat jij ziek bent en ‘niet genoeg geloof hebt’, maar de omstanders wel: is het dan hun schuld dat jij niet beter wordt? Heeft de ander, de omstander, te weinig geloof voor genezing? Dat is een vraag die iedere omstander zichzelf mag stellen die ooit tegen een zieke heeft gezegd: ‘als jij maar genoeg geloofde, genas je wel!’

Jezus heeft geloof voor genezing. Durf je Hem in Zijn gezicht te zeggen: U gelooft niet genoeg, want ik ben nog ziek?

Conclusie
Geloof is heel erg belangrijk om God te kennen, te eren en te vertrouwen. Maar ziekte is geen bewijs van gebrek aan geloof! En zelfs als wij twijfelen, als wij worstelen met ongeloof: God is trouw. hij geneest op zijn tijd en Zijn manier.

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten
(*) Let op: het Nieuwe Testament is geschreven in Koine Grieks, de taal die rond de eeuwwisseling gebruikt werd. Ik heb me laten vertellen dat in modern, 21e eeuws Grieks, dit woord vrijwel uitsluitend wordt gebruikt voor ‘lichamelijke genezing’. Dat is goed mogelijk; de betekenis van woorden verandert in de loop van de eeuwen.

[11] ] De Wal, Tom.  2021. Jezus aanraken/ 4e druk: hoe iedereen kan genezen door Jezus aan te raken. Frontrunners.
[11D] blz. 28-33

Belooft Jezus’ kruisdood genezing hier en nu?

Dit gedeelte onderzoekt de interpretatie van Jesaja 53:4-5, waar Jezus’ kruisdood wordt gekoppeld aan lichamelijke genezing. Bij het bekijken van de context blijkt dat Jesaja’s boodschap vooral verzoening met God betreft.
Zowel Matteüs als Petrus bevestigen dat de genezingsdaden van Jezus niet direct betrekking hebben op lichamelijke genezing, maar op geestelijke verlossing. God geneest mensen, maar de Bijbel biedt geen basis voor het claimen van onmiddellijke lichamelijke genezing op aarde.

Cursus: Zijsporen en omwegen (V)

Een vorige keer heb ik de argumenten genoemd die je veel tegenkomt om wonderen van genezing te claimen. Samengevat komt het op de volgende argumenten neer:

  1. De duivel is de oorzaak van alle ziekten.
  2. Toen Jezus op aarde was, genas Hij iedereen, dus God wil iedereen genezen.
  3. Toen Jezus aan het kruis stierf, stierf Hij niet alleen voor onze zonden, maar ook voor onze lichamelijke genezing. Door Zijn striemen is ons genezing geworden.
  4. Iedereen die gelooft heeft daardoor recht op genezing hier en nu.

Deze keer is het derde argument aan de beurt. Klopt het dat Jezus stierf voor onze lichamelijke genezing?

Knuppel in het hoenderhok
De bekende theoloog Willem Ouweneel heeft in 202 op zijn website een artikel geplaatst met als kop: Tien theologische dwalingen van dit moment. [A] Dit zet hij op de vierde plaats:

Genezing. De leer dat Jezus op het kruis alle ziekten van de gelovigen heeft ‘gedragen’ (uitgewist), zodat geen enkele gelovige meer ziek hoeft te worden (als je dan toch ziek wordt, moet er wel iets heel ernstigs met jou aan de hand zijn, bijv. zonde of ongeloof). Het helpt niet of je op zieke gelovigen in het Nieuwe Testament wijst. Deze leer is een consequentie van een misverstaan van één enkele tekst: Jesaja 53:4.

Willem Ouweneel

Ouweneel gooit hiermee de knuppel in het hoenderhok en zet de discussie over ons recht op genezing hier-en-nu op scherp. De vraag is natuurlijk: heeft hij gelijk? Laten we eens kijken hoe het zit met de tekst uit Jesaja 53.

Jesaja 53 in context
De tekst die wordt aangehaald om Jezus’ kruisdood en lichamelijke genezing in het nu te koppelen, is Jesaja 53:4-5 (NBV51): Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.

Het citeren van een paar verzen kan tot volkomen verkeerde conclusies leiden. Hoe moet je met een tekst uit het OT omgaan, om die goed te interpreteren? Je moet minimaal de volgende vragen stellen:
– Wat voor soort tekst is dit? (Een gedicht zoals de Klaagliederen lees je anders dan een historisch boek zoals Koningen.)
– Hoe groot is de context? )Moet je alleen naar de verzen er omheen kijken (bijv. één Psalm) of maakt het deel uit van een groter geheel?)
– Geeft het NT een toelichting op de tekst? (De uitleg van NT gaat boven OT.)

Laten we deze vragen eens stellen aan Jesaja 53.

Wat voor soort tekst is dit? Het is een profetie. Een boodschap die Jesaja van God heeft gekregen om te delen. In de eerste plaats met het volk Israël – en wij mogen er ook van leren

Hoe groot is de context? In Jesaja 40-53 staan gedeelten met een hoger poëtische gehalte dan de omringende passages. Sinds bijna een eeuw worden enige van die gedeelten, die een verwijzing naar de Knecht bevatten, onderscheiden als de ‘Knechtliederen’. Het betreft Jes. 42:1-9; Jes. 49:1-6; Jes. 50:4-9 en Jes. 52:13-53:12. Deze passages hangen samen met de inhoud erom heen, maar er is toch een wijziging in de atmosfeer. De taal wordt meer verheven. De Knecht wordt niet geïdentificeerd, wat iets raadselachtigs met zich meebrengt. De beschrijvingen worden gedetailleerder en er ligt nadruk op wat de Knecht wil doen voor de wereld. Veel theologen gaan er vanuit dat de knecht soms staat voor het volk Israël, en soms voor één persoon, de Messias. Dat past ook bij het feit dat Jesaja in de eerste plaats sprak voor Israël.  [17]

De vraag is daarom: is de knecht in Jesaja 52-53 het hele volk Israël, of gaat het om één persoon? Voor Christenen is het duidelijk. De Knecht is hier onze Heer, Jezus Christus – rabbijnen denken daar vaak anders over. De rabbijnen en christelijke theologen zijn het in de interpretatie van Jesaja 53 over één ding eens: de Knecht lijdt vanwege de zonde, vanwege de afstand tussen God en mens. Dat is ziekte die hij droeg, daarvan geneest hij ons. De Knecht brengt verzoening met God. Er is geen reden om te koppelen aan lichamelijke genezing.

Jesaja 53 in het Nieuwe Testament
Het Nieuwe Testament geeft twee keer een aanhaling van Jesaja 53:4 , namelijk in Matteüs en in 1 Petrus.

De eerste keer is in Matteüs 8:16-17: Bij het vallen van de avond brachten ze vele bezetenen bij Hem [Jezus]. Met een enkel woord dreef Hij de geesten uit, en allen die ziek waren genas Hij. Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet Jesaja: ‘Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen.’
Het Bijbelboek Matteüs is in chronologische volgorde geschreven. Het begint met een geslachtsregister, dan de geboorte van Jezus, het optreden van Johannes de Doper, Jezus’ publieke optreden en aan het einde Jezus’ dood en opstanding. Matteüs 8 gaat over het begin van Jezus driejarige rondtrekken als rabbi. Jezus is nog lang niet gekruisigd. Maar Matteüs schrijft in hoofdstuk 8, als Jezus mensen geneest: “Zo moest in vervulling gaan”. Dus voordat Jezus gekruisigd werd, nam Hij volgens deze tekst onze ziekten weg en onze kwalen op zich! 

Het citaat van Matteüs wijkt iets af van de tekst zoals wij die in Jesaja 53 hebben staan. Verklaringen hiervoor zijn  dat Matteüs een andere Griekse versie als bron heeft gebruikt, of dat hij gekozen heeft voor een meer letterlijke vertaling van het Hebreeuws. Het is ook mogelijk dat Matteüs gebruik heeft gemaakt van de tekst volgens de Joodse manier van lesgeven, de joodse midrasj-pesjer methode: het toespitsen en zelfs wijzigen van de tekst bij de prediking en het onderricht van oudtestamentische Bijbelgedeelten voor dit bepaalde doel, waardoor in Matteüs 8 : 17 aansluiting wordt gemaakt bij de eerdere genezingen in Matteüs 8.
Jezus’ macht wordt niet bewezen door bovennatuurlijke capaciteiten te demonstreren, maar juist doordat Hij degene is over wie door de profeten van het Oude Testament gesproken wordt: Hij is de beloofde Messias — de Knecht des Heren. Wat Jezus doet, is een begin van wat eenmaal vol­ledig vervuld zal worden.  Matteüs legt een verband tussen Jezus’ genezingsdaden en het feit dat Jezus de Knecht uit Jesaja is: Degene die de zonden van de wereld wegneemt. De Knecht is gekomen; daarom kan Matteüs ook zeggen dat de profetie in vervulling is gegaan. De nadruk ligt niet op de genezing, maar op de komst van de Knecht! [18A]

Petrus is nog duidelijker dan Matteüs: 1Petrus 2:21-25
Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van Hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, Hij leed en dreigde niet, Hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt.

Hier zie je dat Petrus het heeft over hoe Christus leed en hoe Hij daarin een voorbeeld voor ons is.  Daarna spreekt hij er over hoe Jezus aan het kruis stierf. Daarin kunnen we Jezus niet navolgen. Waarom dan deze overgang? Het doen van de eigen wil is zonde voor een schepsel. Jezus’ taak is de Schepper te dienen en dus alleen maar gehoorzaam te zijn. Petrus roept dus op om Jezus na te volgen bij het lijden en in gehoorzaamheid.

Als Petrus spreekt over hoe Jezus aan het kruis de zonden droeg, en welke invloed dit heeft op hoe wij moeten leven, dan koppelt hij daaraan direct: “Door zijn striemen bent u genezen.” Als je kijkt naar de context, dan gaat het hier duidelijk om geestelijke genezing, om verlossing van de zonden en rechtvaardig  leven. Niets hiervan heeft met lichamelijke genezing te maken.

Jezus’ kruisdood is ongelofelijk belangrijk. Aan het kruis is betaald voor onze schuld. Door het kruis is er weer toegang tot God. Na het kruis waren Hemelvaart en Pinksteren mogelijk. Maar dat gaat allemaal niet over lichamelijke genezing.

Samenvatting van bovenstaand gedeelte:

  • Rabbijnen en theologen interpreteren Jesaja 53 niet als lichamelijke genezing, maar als verzoening.
  • Matteüs zegt dat Jesaja 53 vervuld is, ongeveer drie jaar voor de kruisdood. Die vervulling was Jezus komst als de lijdende Knecht, niet de genezingen die Hij deed.
  • Petrus legt een direct verband tussen Jezus’ dood voor onze zonden en de zin ‘door Zijn striemen bent u genezen’.

Conclusie
Er is geen basis om de tekst uit Jesaja 53:4 te gebruiken als ‘bewijs’ dat een christen op deze aarde niet ziek kan worden, laat staan dat genezing geclaimd kan worden. Wij zijn gered van zonde en oordeel en van verlaten zijn van God. Zowel Matteüs als Petrus betrekken de tekst uit Jesaja op Jezus’ verlossend werk als knecht des Heren en op Zijn kruisdood, maar niet op een lichamelijke genezing.

Belangrijke nabrander

Betekent dat Jesaja 53:4 niet over lichamelijke genezing gaat dan dat God niet geneest?
Zeker niet! God geneest mensen. Geen twijfel over mogelijk. Soms gebruikt God natuurlijke middelen om te genezen: ons immuunsysteem, medicijnen, fysiotherapie, bestraling, een dieet of een andere manier. Daarnaast geneest God soms op een bovennatuurlijke manier, door een wonder. Dat gebeurt ook nu nog. God doet vandaag wonderen van genezing.
Maar God is niet verplicht om te genezen. Zoals hierboven uitgelegd kunnen we geen genezing claimen. God bepaalt in Zijn wijsheid of een wonderbaarlijke genezing nodig is voor de bouw van Zijn Koninkrijk. Wij kunnen en mogen bidden voor een wonder: God is degene die bepaalt of het wonder gebeurt.

Betekent dat Jesaja 53:4 niet over lichamelijke genezing gaat dat er altijd zieke mensen zullen zijn?
Zeker niet! Wanneer Jezus terugkomt, dan zullen wij een verheerlijkt lichaam krijgen. Wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde er zijn, dan is er geen pijn meer, geen lijden, geen verdriet, geen tranen. Dan is er geen ziekte en geen dood meer. Ziekte hoorde niet in de perfecte schepping van Genesis 1, en ziekte zal er niet meer zijn in de perfecte wereld van Openbaring 22.

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoten
[A] Ouweneel, Willem J. 10 juni 2020. “179 Tien theologische dwalingen van dit moment” <https://www.willemouweneel.nl/179-tien-theologische-dwalingen-van-dit-moment/>. Bezocht op 10 maart 2025.
[17] Paul MJ, van den Brink G, Bette JC (red.). 2012. “Bijbelcommentaar Hooglied – Jesaja.” Studiebijbel Oude Testament, deel 9. Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2012. Excurs 6, ‘De Knecht des HEREN (Jesaja 42-53)’, pp. 891-903 < https://mjpaul.nl/wp-content/uploads/2013/08/6.-Knecht-des-Heren.pdf>. Bezocht op 15-03-2024‌
[18] Nielsen, JT.1971. Het evangelie naar Mattheüs I. Uitgeverij C.F. Callenbach B.V.
[18A]  Blz.168-169.

Genas Jezus iedereen?

In dit artikel wordt het tweede argument besproken dat gebruikt wordt om te onderbouwen dat genezing altijd mogelijk is. De Bijbel toont aan dat Jezus niet iedereen genas, zoals in het voorbeeld van Bethesda. Jezus genas slechts één man daar, maar dit was niet uit angst voor religieuze leiders. Het doel van Jezus’ genezingen was om Zijn boodschap over te brengen, wat afhangt van de context en gelegenheid. Hij bepaalt hoeveel mensen er genezen.

Cursus: Zijsporen en omwegen (IV)

Vorige keer heb ik de argumenten genoemd die je veel tegenkomt om wonderen van genezing te claimen. Samengevat komt het op de volgende argumenten neer:

  1. De duivel is de oorzaak van alle ziekten.
  2. Toen Jezus op aarde was, genas Hij iedereen, dus God wil iedereen genezen.
  3. Toen Jezus aan het kruis stierf, stierf Hij niet alleen voor onze zonden, maar ook voor onze lichamelijke genezing. Door Zijn striemen is ons genezing geworden.
  4. Iedereen die gelooft heeft daardoor recht op genezing hier en nu.

Deze keer is het tweede argument aan de beurt. Klopt het dat Jezus iedereen genas?

Genas Jezus iedereen?
Mensen die geloven dat genezing hier-en-nu altijd plaats kan vinden, zullen deze vraag op dezelfde manier beantwoorden als ik dat doe: ‘nee’. De motivatie voor dat ‘nee’ is compleet verschillend. Mensen die geloof claimen, zeggen: ‘je moet geloof hebben om te genezen. Als je geen geloof hebt, dan zal de genezing niet plaatsvinden.’ Je kunt het belang van geloof nauwelijks overschatten, en toch klopt dit argument niet. Ik ga hier verder op in wanneer we het vierde argument (‘Iedereen die gelooft heeft daardoor recht op genezing hier en nu’) bekijken.

Jezus genas niet iedereen
De stelling dat Jezus altijd iedereen genas, wordt tegengesproken door de Bijbel.
Het bekendste voorbeeld, maar er zijn er meer,  is Bethesda (Johannes 5). Jezus bezoekt een soort ‘openlucht ziekenhuis’ waar allemaal mensen liggen te wachten of het water gaat bewegen. Want de eerste die in het bewegende water gaat, wordt genezen, wat hij ook heeft. Daar ligt een man die al 38 jaar ziek is. Jezus geneest alleen hem; alle andere zieken laat Hij liggen.

Volgens De Wal is de reden dat Jezus maar één persoon in Bethesda genas dat deze genezing op de sabbat plaatsvond. “Op de sabbat genas Jezus maar één persoon omdat de religieuze leiders Hem daarna telkens probeerden te doden. Jezus wilde wel meer mensen genezen, maar de religieuze leiders stonden Hem dat niet toe.” [11C] Het was inderdaad sabbat toen Jezus deze man genas. Maar als dit argument waar zou zijn, dan waren de religieuze leiders machtiger dan Jezus; met hun doodsbedreiging legden zijn hun wil op aan de Messias, aan Gods zoon.

Gelukkig is deze reden onjuist:
– In Matteüs 8:14-15 geneest Jezus de schoonmoeder van Petrus. In Matteüs 8:5-13, op dezelfde sabbatdag, spreekt Jezus in het openbaar genezing uit over de knecht van een centurio. Iedereen kan het horen en controleren. Daarmee geneest Jezus twee mensen op dezelfde sabbat.
– In Matteüs 12:1-8 heeft Jezus een aanvaring met de farizeeën. Jezus’ leerlingen plukken aren op de zondag, en dat is tegen het zere been van de farizeeën. Nadat Jezus een ‘probleem’ met de farizeeën heeft gehad, komt Hij in de synagoge. En wat doet Hij? Op diezelfde dag geneest Hij een verschrompelde hand (vers 9-13).  Geen ‘probleem’ houdt Jezus tegen om te doen wat Hij wil. De farizeeën overleggen om Jezus te doden, en dus gaat Hij verder. Dan staat er: Jezus wist dat en week uit naar elders. Grote massa’s mensen volgden Hem, en Hij genas hen allen. (vers 15). We hebben het dus nog steeds over dezelfde sabbat!

Jezus laat zich niet intimideren, Hij geneest wie Hij wil en wanneer Hij wil; ook een grote massa op een sabbat. Hij is de heer over de sabbat, niet andersom.

Waarom geneest Jezus niet iedereen?
Als Jezus in Bethesda maar één persoon geneest, dan is dat dus niet omdat Hij bang is voor de farizeeën, of omdat Hij nooit meer dan één persoon geneest op de sabbat. Jezus geneest één persoon, omdat die ene genezing op dat moment voldoende is om Zijn boodschap over te brengen. In feite is het verhaal over Bethesda een praktisch voorbeeld van de conclusie van vorige week.

Conclusie
Jezus genas. Soms genas hij allen en soms niet. Hij genas hoe en wanneer het Zijn verkondiging diende.

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoot
[11] De Wal, Tom.  2021. Jezus aanraken/ 4e druk: hoe iedereen kan genezen door Jezus aan te raken. Frontrunners.
[11C] blz. 85

Waar komt ziekte vandaan?

In dit artikel wordt betoogd dat niet alle ziekten het gevolg zijn van de duivel, hoewel hij indirect wel verantwoordelijk is door de zondeval. De ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid dat de duivel achter elke ziekte zit, wordt in twijfel getrokken. Verschillende argumenten die stellen dat God iedereen geneest, worden bekritiseerd. Ziekte is vaak het resultaat van veroudering en menselijke verantwoordelijkheid, zoals ongezonde levensstijlen. Hoewel God soms ziekte toelaat of gebruikt als straf, is dit niet de standaard. De focus ligt op de gevolgen van de zondeval.

Cursus: Zijsporen en omwegen (III)

Argumenten om te stellen dat God iedereen geneest
Eén van de redenen waarom genezing niet geclaimd kan worden, is dat de genezing niet de belangrijkste reden voor het wonder is (zie vorige keer). Genezing is één van de manieren waarop het verkondigen van Gods Koninkrijk en het goede nieuws wordt ondersteund. Het doel is dat het goede nieuws bekend wordt, niet dat iedereen geneest.

Als je kijkt welke argumenten er zijn om wonderen van genezing te claimen, dan kom je vaak dezelfde argumenten tegen. Ik heb geprobeerd om deze argumenten op een rijtje te zetten. Dit is mijn samenvatting van wat ik gelezen heb, uit verschillende bronnen. Samengevat komt het op de volgende argumenten neer:

  1. De duivel is de oorzaak van alle ziekten.
  2. Toen Jezus op aarde was, genas Hij iedereen, dus God wil iedereen genezen.
  3. Toen Jezus aan het kruis stierf, stierf Hij niet alleen voor onze zonden, maar ook voor onze lichamelijke genezing. Door Zijn striemen is ons genezing geworden.
  4. Iedereen die gelooft heeft daardoor recht op genezing hier en nu.

Helaas blijkt dat in alle vier de argumenten aannames worden gedaan die te eenvoudig of zelfs volledig onjuist zijn. Daarmee valt de basis onder het claimen van genezen weg.
In dit stuk kijken we naar de eerste stelling: de duivel is de oorzaak van alle ziekten.

Is de duivel de oorzaak van alle ziekten?
Zoals eerder genoemd: er is een verschil tussen een onreine geest hebben en ziek zijn. Een onreine geest komt altijd van de duivel. Maar dat geldt niet voor ziekten.

Waar komt ziekte dan vandaan? In Genesis 1 lees je hoe God de wereld heeft geschapen. In het laatste vers van dit hoofdstuk lees je: God zag alles wat Hij had gemaakt: het was zeer goed. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. 
Alles was zeer goed. In een zeer goede schepping is geen plaats voor ziekte en dood. Oorspronkelijk hoorde dit niet bij de aarde zoals God die gemaakt heeft.

Dat ziekte en dood er niet bij hoort, blijkt ook uit het einde van Openbaringen. Er is een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het nieuwe Jeruzalem is uit de hemel gekomen. Dan hoort Johannes: Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak Ik nieuw!’ – Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar.’ – (Openbaring 21:3-5). Opnieuw is er geen dood, geen jammerklacht, geen pijn. Op dat moment zijn ziekte en dood voorbij. Ze horen er niet bij.

Wanneer is de dood in de wereld gekomen? Dat staat beschreven in Genesis 3. Wat daar gebeurt wordt vaak ‘de zondeval’ genoemd. Adam en Eva worden verleid door de duivel in de gedaante van een slang. Zij kiezen ervoor om ongehoorzaam aan God te zijn. Nadat God de slang heeft bestraft, zegt Hij  (Genesis 3:16-19):
Tegen de vrouw [Eva] zei Hij:
‘Je zwangerschap maak Ik tot een zware last,
zwoegen zul je als je baart.
Je zult je man begeren,
en hij zal over je heersen.’
Tegen de mens[Adam] zei Hij:
‘Je hebt geluisterd naar je vrouw,
gegeten van de boom die Ik je had verboden.
Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan,
zwoegen zul je om ervan te eten,
je hele leven lang.
Dorens en distels zullen er groeien,
toch moet je van zijn gewassen leven.
Zweten zul je voor je brood,
totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen:
stof ben je, tot stof keer je terug.’
Vanaf dit moment zie je dat de schepping niet meer goed is. De vrouw moet de zwangerschap als een last dragen, man en vrouw moeten zwoegen, de aarde is vervloekt en de mens zal sterven. Lijden en dood zijn onderdeel geworden van de schepping.

Je kunt de duivel hier de schuld van geven. Het was de duivel die Adam en Eva verleidde. Als de duivel er niet was geweest, dan was de schepping nog zeer goed. Als je er zo naar kijkt, dan is de duivel inderdaad de schuld van lijden en dood. Hij heeft de mens verleid. Maar de andere kant is ook waar: Eva en Adam lieten zich verleiden! Eva nam van de vrucht en at ervan. Adam at ook van de vrucht. Ze hadden ‘nee’ moeten zeggen. Ze hadden de duivel moeten weerstaan. De duivel heeft als verleider aangebeld om ziekte en dood in de wereld te brengen. Maar Adam en Eva hebben de deur open gedaan en de ellende binnen gelaten.

Waarom worden we ziek? Is dat de schuld van de duivel? Niet rechtstreeks. Door de acties van de duivel, Adam en Eva moet de mens lichamelijk sterven. De perfecte schepping is kapot. Het menselijk lichaam veroudert. Heel veel ziekten waar wij als mens aan lijden of doodgaan, komen door veroudering. Ziektes zoals blindheid, kanker, hartfalen, gebroken botten: hoe ouder je bent, hoe groter de kans dat je ermee te maken krijgt. De duivel hoeft niet persoonlijk langs te komen om je botten te breken. Botontkalking zorgt er vanzelf voor dat je broze, breekbare botten krijgt.
Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld erfelijke aandoeningen. In een perfecte schepping zitten er geen fouten in het DNA. Maar ons lichaam is niet langer perfect. Het maakt ‘overschrijffouten’ bij het maken van zaad- en eicellen. De duivel hoeft niet persoonlijk langs te komen om een kind een aangeboren ziekte te geven. Een foutje bij de bevruchting in een niet-perfecte schepping is genoeg.

Ook hebben we zelf de verantwoordelijkheid om gezond te blijven. Voor het maken van de documentaire Super Size Me onderwierp documentairemaker Morgan Spurlock zichzelf aan een experiment. Gedurende dertig dagen at hij alleen voedsel van McDonald’s, drie maaltijden per dag. Ook dronk hij alleen producten van McDonald’s. Hij stopte met sporten en beperkte het aantal voetstappen dat hij liep tot 5000 per dag, aangezien dit het aantal is dat de gemiddelde Amerikaan per dag loopt. Hij moest ook elk menu op de menukaart ten minste een keer proberen. Elke keer dat hem werd aangeboden om het menu te laten supersizen [een extra groot menu] koos hij voor de supersized variant. In alle andere gevallen voor de medium variant. Hij deed dit onder begeleiding van een huisarts, een cardioloog, een gastroloog, een voedingsdeskundige en een fitness trainer.

De documentaire Super Size Me laat zien welk effect een ongezonde levensstijl heeft

Tijdens deze dertig dagen raakte hij regelmatig depressief. Hij had vaak moeite om de grote hoeveelheden vlees, friet en frisdrank naar binnen te werken. Zijn cholesterolgehalte schoot omhoog (230 mg/dL of 6,0 mmol/L) net als zijn bloedglucosespiegel. Zijn hart ging achteruit. Daarnaast kreeg hij een vettige lever en waren zijn leverenzymen niet in orde. Zijn vriendin meldde dat zijn prestaties in bed sterk achteruit gingen. Na dertig dagen was Morgan 11,1 kg aangekomen, 13% van zijn lichaamsgewicht. Zijn lichaamsvetpercentage ging van 11% naar 18%. Hij at gemiddeld 5000 kcal per dag waar 2500 kcal per dag voor zijn gewicht en lengte als aanvaardbaar werd beschouwd. [15]

Kan God iemand die drie keer per dag bij de McDonald’s eet genezen van hartkwalen en hoog cholesterol? Natuurlijk! Maar het is niet de bedoeling dat wij ons, door God gegeven, lichaam op deze wijze mishandelen. Een ongezond lichaam is het natuurlijke gevolg van een ongezonde leefwijze.

We worden ziek door veroudering en een slechte leefstijl in een beschadigde schepping.

Betekent dit alles dat de duivel nooit een ziekte kan veroorzaken? Nee. Er is in de Bijbel één duidelijk geval waarin iemand ziek wordt, zonder dat er sprake is van een onreine geest of demonische bezetting. Die uitzondering is Job.
In Job 2: 3-7 staat: De HEER vroeg aan de satan: ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Ja, hij is nog even onberispelijk als altijd, en jij hebt Mij ertoe aangezet hem zonder reden te gronde te richten.’ Hierop zei de satan: ‘Zijn leven is hem alles waard. Daarvoor geeft hij zijn hele bezit. Maar als U uw hand naar hem uitstrekt en zijn lichaam aantast, zal hij U ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken!’ Toen zei de HEER tegen hem: ‘Luister, doe met hem wat je wilt, maar spaar zijn leven.’ Hierop vertrok de satan en hij overdekte Job van voetzool tot kruin met vreselijke zweren.
Na toestemming van God mag satan Job treffen met een vreselijke ziekte. God bepaalt de grens van hoe ver satan kan gaan.

We worden ziek omdat er zonde in de wereld is en we moeten sterven. God houdt dit niet tegen, omdat dit de consequentie is van Genesis 3. Je zou kunnen zeggen dat God de ziekte en dood toestaat totdat de nieuwe hemel en aarde er zijn. Dit wil niet zeggen dat God iemand actief ziek maakt; Hij houdt de ziekte niet tegen. Soms staat God een ziekte actief toe. Hiervoor hadden we het over Job. De duivel krijgt expliciet toestemming van God om Job ziek te maken. Maar het is niet God die Job ziek maakt, het is de duivel.

God kan mensen ziek maken.
Daarmee is niet alles gezegd. Uit de Bijbel blijkt dat er ook situaties zijn waarin God mensen ziek maakt.

Ziekte als algemene strafmaatregel
Nadat het volk Israël veertig jaar door de woestijn heeft gezworven, staan ze aan de rand van het Beloofde Land. Vlak voordat ze de Jordaan oversteken, houdt Mozes een heel lange toespraak. Die toespraak kennen wij als het Bijbelboek Deuteronomium. Mozes kijkt terug op de veertig jaar in de woestijn, en hij kijkt vooruit naar de toekomst in het land Israël. In Deuteronomium 28 vertelt Mozes eerst welke zegeningen het volk krijgen, als ze blijven doen wat God zegt. Daarna vertelt Mozes wat er zal gebeuren als het volk God ongehoorzaam is. In vers 21-23 zegt Mozes: De HEER zal u met de pest treffen, tot u geheel en al bent weggevaagd uit het land dat u in bezit zult nemen. De HEER zal u treffen met tering en ontstekingen, met koorts en waanzin, met droogte, korenbrand en meeldauw, die u zullen achtervolgen en te gronde richten. De hemel boven uw hoofd zal van koper zijn en de grond onder uw voeten van ijzer.
Wie zal het volk treffen met de pest, tering (=tuberculose), koorts en waanzin? De HEER! Niet de duivel, niet het toeval: God Zelf straft het volk met ziekte vanwege hun ongehoorzaamheid.

Iets vergelijkbaars zie je in 2 Samuël 24. Koning David laat zijn vertrouwen in God los, en geeft opdracht voor een volkstelling, om te kijken hoe sterk zijn leger is. Daarna krijgt David de opdracht om een straf voor deze zonde te kiezen. Hij kiest ervoor dat er drie dagen lang pest in het land zal uitbreken. Dan lezen we: Diezelfde morgen nog liet de Heer in Israël de pest uitbreken, die duurde tot de vastgestelde tijd. Van Dan tot Berseba vonden zeventigduizend mensen de dood. (2 Samuël 24:15)
In deze teksten kun je niet zeggen dat God de ziekte alleen maar passief toelaat. Hij is Degene die ziekte als straf en les gebruikt. Opvallend is dat er niet één persoon gestraft wordt. Ziekte is hier een algemeen middel wat God gebruikt. Iedereen heeft er mee te maken, God straft het hele volk met ziekte vanwege ongehoorzaamheid aan Hem.

Ziekte die het gezag van Gods vertegenwoordiger bevestigd
In twee gevallen zie je dat een vertegenwoordiger van God, iemand die in Zijn naam spreekt, ziekte gebruikt als een middel om God groot te maken.

De eerste keer vinden we in 2 Koningen 5. In dit Bijbelgedeelte lezen we hoe de Aramese bevelhebber Naäman geneest van melaatsheid. Naäman wil de profeet Elisa bedanken door hem dure geschenken te geven, maar Elisa weigert. Nadat Naäman vertrokken is, bedenkt de knecht van Elisa, Gechazi, dat het wel heel jammer is om niets te krijgen. Gechazi haalt Naäman in, en met een smoes krijgt hij zilver en dure kleding. Maar als Gechazi thuis komt, blijkt dat Elisa er van weet. Gehazi wordt gestraft met de melaatsheid van Naäman.

Elisa had een reden om de geschenken niet aan te nemen. Door de geschenken te weigeren, ging alle aandacht en alle eer naar de HEER. Gechazi ondermijnt dat; hij maakt van Elisa een ‘normale’, hebzuchtige profeet zoals Naäman van de profeten uit zijn land kende.  Gods eer staat op het spel: gaat het om rijk worden, of om te doen wat God wil?  Door zijn woorden en daden als profeet (=iemand die Gods woorden spreekt) laat Elisa zien waar het echt om gaat. Hij maakt Gechazi melaats. Als melaatse had Gechazi niets meer aan geld en mooie kleren. Hij moest buiten de gemeenschap leven en niemand wil het zilver dat hij heeft aangeraakt aanpakken. Voor iedereen die dit hoort of die Gechazi ziet, is duidelijk: God laat niet met Zich spotten, en Zijn profeet evenmin.

De tweede gebeurtenis vinden we in Handelingen. Paulus en Barnabas zijn op reis om het goede nieuws te verkondigen onder de heidenen. Ze reizen naar het eiland Cyprus, waar de proconsul (=bestuurder van de provincie) meer wil horen over het woord van God. Dan lezen we:
Ze reisden het hele eiland rond tot ze in Pafos kwamen, waar ze een Joodse magiër aantroffen, een valse profeet die Barjesus heette en tot het gevolg behoorde van Sergius Paulus, de proconsul. Sergius Paulus, een verstandig man, liet Barnabas en Saulus bij zich komen omdat hij meer wilde horen over het woord van God. Maar Elymas, zoals Barjesus ook wel werd genoemd – want Elymas betekent ‘magiër’ –, stelde zich tegen hen teweer en probeerde de proconsul van het geloof af te houden. Daarop keek Saulus (die ook bekendstond als Paulus) hem strak aan, en vervuld van de heilige Geest zei hij: ‘U bent een bedrieger, een gewetenloze oplichter, een kind van de duivel en een vijand van elke vorm van gerechtigheid. Hoe durft u de rechte wegen van de Heer te veranderen in kronkelpaden? Let op: de hand van de Heer zal u treffen, u zult blind zijn en voorlopig geen zonlicht meer zien.’ Onmiddellijk werd alles donker om hem heen, zodat hij tastend zijn weg moest zoeken en anderen moest vragen of ze hem wilden leiden. Toen de proconsul dit zag, kwam hij tot geloof, diep onder de indruk als hij was van wat hij over de Heer had geleerd. (Handelingen 13:6-12)

Satan probeert om de verkondiging van het goede nieuws tegen te werken, en gebruikt daarvoor een magiër, die door de Heilige Geest wordt gekarakteriseerd als ‘een bedrieger, een gewetenloze oplichter, een kind van de duivel en een vijand van elke vorm van gerechtigheid.’ Er is sprake van een directe confrontatie tussen een vertegenwoordiger van de duivel en een apostel die door Jezus is aangesteld. De uitkomst van deze strijd staat vast. Als Paulus, vervuld door de Heilige Geest, een ziekte over Elymas uitspreekt, dan gebeurt dit ook. God toont Zijn macht en gezag over de boze, door via Paulus de tovenaar Elymas met blindheid te slaan. De proconsul, ‘een verstandig man’, komt daarna tot geloof.

Ziekte als individuele straf van God
Als laatste zie je dat God in een enkel geval een individuele persoon straft met ziekte, zowel in Oude als Nieuwe Testament. In het OT werd Mirjam, de zus van Mozes, een tijd melaats als straf (Numeri 12). Ook koning Uzzia werd getroffen door melaatsheid, omdat hij God ongehoorzaam was (2 Kronieken 26). 

In het NT, Handelingen 12: 21-23, lees je dat God koning Herodes trof met ziekte: En op een bepaalde dag hield Herodes, in een koninklijk kleed op de troon gezeten, een rede tot hen; en het volk juichte hem toe: De stem van een god en niet van een mens! En terstond sloeg hem een engel des Heren, omdat hij God de eer niet gaf; en hij werd door wormen gegeten en blies de adem uit. 

In al deze gevallen is het God die actief één persoon met een ziekte treft. Het gaat hierbij om een straf op een individuele zonde. In zo’n geval kan de zieke zelf weten waarom hij/zij ziek is, en zal voor genezing eerst berouw, schuldbelijdenis en vergeving nodig zijn. Je kunt dit NIET omdraaien en zeggen: iedereen die ziek is, wordt gestraft voor een zonde. Dit soort ingrijpen van God is erg zeldzaam.

Conclusie
De bewering dat alle ziekte van de duivel komt is indirect waar: de duivel zit achter de zondeval. De meeste ziekten zijn het gevolg is van de zondeval: toen werd de perfecte schepping beschadigd. Sinds die dag worden mensen ouder, het lichaam gaat achteruit en men sterft. Deze veroudering en onze sterfelijkheid is de belangrijkste oorzaak van ziekte. De duivel is daarmee niet de oorzaak van elke ziekte die we zien of ervaren. In een zeldzaam geval kan de duivel of God actief zorgen dat iemand ziek wordt, maar dat is de uitzondering op de regel.

De Bijbelteksten in deze blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoot
[15] ] Wikipedia. 4 Maart 2021. “Super Size Me.” <nl.wikipedia.org/wiki/Super_Size_Me>.   Bezocht: 25 maart 2024

Hoor en zie wat hier gebeurt

In de tekst wordt benadrukt dat wonderen en de verkondiging van het Koninkrijk van God onlosmakelijk verbonden zijn. Jezus legt uit dat zijn genezingen niet alleen bedoeld zijn om mensen te genezen, maar vooral om zijn boodschap te ondersteunen. Zelfs in het geval van Paulus in Efeze zijn wonderen bedoeld om de evangelieboodschap kracht bij te zetten, niet als doel op zich. De focus ligt op de betekenis van het Koninkrijk, terwijl genezingen dienen als een middel om mensen tot geloof te brengen

Cursus: Zijsporen en omwegen (II)

Hoor en zie
We beginnen met de tekst waarmee vorig stukje eindigde:
Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar Hem toe met de vraag: ‘Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden zien en verlamden lopen, mensen die onrein zijn door een huidziekte worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan Mij geen aanstoot neemt.’ (Matteüs 11:2-5).

Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien

Jezus zegt tegen de leerlingen van Johannes: Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien. Wonderen en uitspreken van het goede nieuws gaan hand in hand.
Waarom zegt Jezus dat? Doden staan op, dat moet mensen toch overtuigen? Waarom is het doen van een genezingswonder niet genoeg? Als je een genezingsdienst hebt en tientallen mensen worden genezen, dan is dat toch genoeg bewijs dat God bestaat en dat Jezus geneest?

Wonderwerken alleen ‘werken niet’
Je zou dat inderdaad denken. Maar Jezus is heel duidelijk: een wonder moet samengaan met de verkondiging van het goede nieuws.

Waarom zijn wonderen en verkondiging aan elkaar gekoppeld? In psalm 78 bezingt Asaf hoe God zijn volk uit Egypte leidde en hen in de woestijn met wonderen verzorgde. De boodschap van deze Psalm is droevig: “Toch bleven zij zondigen, op zijn wonderen vertrouwden zij niet.” (Psalm 78:32). Zelden heeft een groep mensen zoveel wonderen achter elkaar gezien als het volk Israël in die tijd, maar ze kwamen niet tot geloof.

Hetzelfde zie je in Jezus’ tijd. Jezus geeft met een wonder een grote groep mensen te eten, en als Hij daarna vertrokken is, gaan de mensen Hem zoeken. “Ze vonden Hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?’ Jezus zei: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, u zoekt Me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent.” (Johannes 6:25-26).
De mensen waren niet geïnteresseerd in Jezus’ boodschap die Hij met wonderen onderstreepte; ze wilden gratis eten. Jezus gaat vervolgens met deze mensen in discussie. Hij zegt dat Hij gezonden is door God als het levende brood. Het resultaat: de mensen haken af. Hoe duidelijker Jezus is over het doel van Zijn komst en over wat het kost, hoe meer de mensen zich er tegen afzetten: Toen trokken veel leerlingen zich terug en gingen niet verder met Hem mee. (Johannes 6:66). De mensen willen het wonder wel, maar de boodschap niet. En dus krijgen ze geen van beide.

Ook in de gelijkenis over de rijke man en Lazarus maakt Jezus duidelijk dat een wonder de mensen niet tot geloof zal brengen. Toen zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u [Lazarus] naar het huis van mijn vader stuurt, want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.” Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de Profeten: laten ze naar hen luisteren!” De rijke man zei: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.” Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de Profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.” (Lucas 16:27-31).
Wonderen kunnen de boodschap van Jezus ondersteunen, maar als mensen niet (willen) luisteren, dan zal een wonder ze niet overtuigen. Honderd wonderen zullen ze niet overtuigen. Als Jezus mensen geneest, dan gaat het niet om de genezing zelf. Wat voorop staat is de verkondiging van het Koninkrijk, ondersteund door wonderen.

Dit blijkt opnieuw als Jezus er twaalf en later (tweeën)zeventig leerlingen op uitstuurt om voor Hem uit te gaan. Er zijn mensen die er enkel de nadruk op leggen dat deze leerlingen de kracht kregen om zieken te genezen. Dat kregen ze, maar dat is niet de enige reden dat Jezus hen op pad stuurde.
Hij riep de twaalf bij zich en gaf hun macht en gezag over alle demonen, en de kracht om ziekten te genezen. Daarna zond Hij hen uit om het koninkrijk van God te verkondigen en zieken te genezen. Hij zei tegen hen: ‘Neem niets mee voor onderweg, geen stok, geen reistas, geen brood en geen geld, en ook geen extra kleren. Blijf in het huis waar je onderdak hebt gevonden tot je van daar weer verdergaat. Als ze jullie niet willen ontvangen, ga dan weg uit die stad en schud het stof van je voeten als getuigenis tegen hen.’ Ze gingen op weg en trokken van de ene plaats naar de andere, terwijl ze het goede nieuws verkondigden en overal zieken genazen. (Lucas 9:1-6)

Daarna stelde de Heer tweeënzeventig anderen aan, die Hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar Hij van plan was heen te gaan. Hij zei tegen hen: ‘De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders; vraag dus de eigenaar van de oogst of Hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen. Ga op weg, en bedenk wel: Ik zend jullie als lammeren onder de wolven. Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg niemand. Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!” Als er iemand woont die de vrede liefheeft, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren. Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere. En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.” (Lucas 10:1-9)

Wat was hun opdracht? Verkondig het koninkrijk van God en genees de zieken. Ook hier zie je duidelijk: verkondiging en genezing kunnen niet losgekoppeld worden. Mensen moeten weten wat het Koninkrijk van God is en hoe ze daar deel van kunnen uitmaken; wonderen ondersteunen deze boodschap. Het evangelie is waar het om gaat, de genezing is het wonder dat het evangelie ondersteunt.

Genezingen na Jezus’ hemelvaart
Ook in het Bijbelboek Handelingen zie wonderen van genezing plaatsvinden. Wat is het doel van deze genezingen? Het ontbreekt aan de ruimte om alle gedeelten over genezing te bespreken; ik kies voor één van de opmerkelijkste gedeelten:
Terwijl Apollos in Korinte verbleef, kwam Paulus na zijn reis door het binnenland in Efeze aan. […]De volgende drie maanden ging hij regelmatig naar de synagoge, waar hij vrijmoedig met de bezoekers sprak over het koninkrijk van God en hen met zijn uiteenzettingen trachtte te overtuigen. Maar toen sommigen zijn boodschap halsstarrig bleven afwijzen en de Weg bij iedereen belachelijk maakten, vertrok hij en nam de leerlingen met zich mee. Voortaan sprak hij dagelijks in de school van Tyrannus, iets dat hij twee jaar bleef doen, zodat alle inwoners van Asia kennismaakten met de boodschap van de Heer, Joden zowel als Grieken. Door Gods toedoen verrichtte Paulus buitengewoon grote wonderen: zelfs de doeken en de werkkleren die hij gedragen had werden naar de zieken gebracht, zodat ze genazen en de kwade geesten hen verlieten. (Handelingen 19:1a;8-12)

Sommigen concentreren zich op vers 11 en 12: God geneest zelfs door doeken en werkkleren!  Is dit iets wij moeten doen: doeken en gedragen kleren naar zieken brengen? Geneest God tegenwoordig ‘automatisch’ als wij gebedsdoeken uitdelen? Of gaat het om iets anders in dit verhaal?

Efeze was een ‘lastige plek’ om mensen tot bekering te brengen. Er stond een grote tempel voor Artemis en dit leverde een levendige handel in ‘heilige voorwerpen’ op (Handelingen 19:23-40). Daarnaast waren er grote tempels voor Hestia en Serapis. Efeze was een stad waarin magie een grote rol speelde. Tovenaars probeerden met rituelen, spreuken en gebeden geesten te bezweren en gebeurtenissen te sturen. Geestuitdrijvingen waren aan de orde van de dag (zie ook Handelingen 19:13-22), magische voorwerpen waren overal te koop en de stad stond vol afgodsbeelden. In deze stad kwam Paulus het nieuws brengen over Jezus Christus.
Je ziet dat Paulus zijn ‘evangelisatie strategie’ aanpast aan de situatie in Efeze. Dit is de stad waar hij het langste blijft, de stad die hij gebruikt als uitvalsbasis voor zijn zendingsreizen. Daarnaast spreekt hij niet op de straathoeken, maar vanuit de school van Tyrannus. Dit geeft Paulus in de ogen van Grieken en Romeinen de status van filosoof, waardoor meer mensen naar hem willen luisteren. Deze strategie heeft succes: alle inwoners van Asia [maakten] kennis met de boodschap van de Heer, Joden zowel als Grieken (Handelingen 19:10). Paulus wordt gerespecteerd en hij wordt gehoord, maar zijn boodschap moet nog steeds ‘opboksen’ tegen de occulte cultuur van Efeze. Op dat gebied zie je dat God de boodschap van Paulus zegent; Lukas spreekt over ‘buitengewoon grote wonderen’.

De inwoners van Efeze kenden tovenarij, maar dit hadden ze nog niet eerder meegemaakt. Paulus is geen tovenaar, maar een dienaar van God. Paulus dwingt God niet af en gebruikt geen slimme, herhaalbare, consistente methode voor wonderen zoals een tovenaar deed om een ​​loon te verdienen of beroemdheid te verwerven. Lucas trekt een lijn tussen magie en wonder: Paulus verricht wonderen voor de verspreiding van het evangelie, niet als doel op zich. Met dat in gedachten is hij geen tovenaar, maar slechts een dienaar [14]. God gebruikt Paulus voor Zijn doel, de verspreiding van het evangelie.

Hier en op de andere plaatsen in Handelingen zie je dat genezing geen doel in zichzelf is. Wonderen zoals genezing zijn een middel om de verkondiging te ondersteunen, om mensen tot bekering te brengen. Precies dezelfde reden die we bij de genezingen door Jezus zagen. Het gaat om de verspreiding van het Koninkrijk, dat is het doel van Jezus en de apostelen. Genezing is een (grote) bijzaak, maar niet de reden van de verkondiging.

Voorlopige conclusie (vervolg)
Zowel Jezus als de apostelen genazen mensen. Deze genezing stond niet op zichzelf. Het doel van de genezingen was om de boodschap van het evangelie te ondersteunen.

De Bijbelteksten in dit blog zijn ontleend aan de NBV21 © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2021, tenzij anders aangegeven.

Voetnoot
[14] MacDonald, Scott. 2023. “Modern Healing Cloths and Acts 19:11–12.” Themelios. Vol. 48, No. 2, blz. 336-337